Nieuws
Hoge winterverwachtingen en de Siberische kou
Grote kans op aanhouden koudegolf Siberië
18 januari 2006 - Seizoensverwachtingen worden gemaakt op basis van veranderingen in zeewatertemperaturen en sneeuw. Onderzoekers kijken ook hoger in de lucht, met name naar de luchtlagen tussen 10 en 50 kilometer hoogte, de stratosfeer.
Temperatuur lagere stratosfeer gemiddeld over het gebied ten noorden van 65N
De lucht bevat hier veel ozon en men spreekt daarom van de ozonlaag. Recent is gebleken dat de winden die hier waaien van invloed kunnen zijn op het weer nabij de grond. De onderzoekers van het KNMI ontdekten dat er in de winter op het noordelijk halfrond een verband bestaat tussen de temperatuur op 16 tot 20 km hoogte boven het noordpoolgebied en de sterkte van de westenwind in de lagere atmosfeer in de periode van een tot twee maanden hierna. Hier zou een sleutel kunnen liggen tot betere winterverwachtingen. Als de temperatuur op 16-20 km hoogte boven het noordpoolgebied lager is dan normaal, dan is de westenwind in de lagere atmosfeer sterker dan gemiddeld. Met name in Noord Europa is het dan relatief zacht. Omgekeerd geldt als de temperatuur op grote hoogte hoger is dan normaal, de westenwind in de lagere atmosfeer minder sterk is dan normaal en het in Noord Europa kouder is. Tussen de temperatuur op grote hoogte en de temperatuur in Nederland in de twee maanden erna is geen significant verband gevonden.
Grote kans op aanhoudende kou Siberië
De temperatuur van de lagere stratosfeer (op 16 tot 20 kilometer hoogte) in het noorden van Europa (ten noorden van 65 graden Noorderbreedte) is sinds begin januari veel hoger dan normaal voor de tijd van het jaar. Voor de komende maand betekent dit een relatief grote kans op lager dan normale temperaturen in Siberië. Ook in Moskou zijn op grond van de stratosfeer lage temperaturen verwachten, wat dus klopt met de kou daar momenteel.
De onderzoekers begrijpen nog niet goed hoe het kan dat wind en temperatuur op grote hoogte van invloed kunnen zijn op het weer op duizenden kilometers afstand aan het aardoppervlak enkele maanden later. Het onderwerp staat momenteel echter sterk in de belangstelling niet alleen om betere seizoensverwachtingen mogelijk te maken maar ook vanwege de verandering van het klimaat. Er zijn aanwijzingen dat de door de mens veroorzaakte toename van kooldioxide en de afname van de dikte van de ozonlaag op grote hoogte leidt tot sterkere westenwinden. Die westelijke stromingen kunnen ook lager in de atmosfeer doordringen en dat zou in Nederland leiden tot zachtere en nattere winters. Dat spoort met computerberekeningen van het toekomstige klimaat.
Met dank aan Geert Jan van Oldenborgh en Peter Siegmund, KNMI