Friday, July 14, 2006

Hulp na natuurrampen moet fundamenteel anders

Buitenland

vr 14 jul 2006, 14:00
Hulp na natuurrampen moet fundamenteel anders
LONDEN - De internationale gemeenschap moet haar hulpverlening na grote natuurrampen fundamenteel wijzigen. Internationale hulporganisaties moeten niet langer nationale en lokale hulpverleners veronachtzamen en vervolgens alleen de hulp regelen die binnen hun doelstellingen valt.


De onderlinge coördinatie moet ook veel beter. De informatievoorziening aan de getroffenen moet actiever en begrijpelijker en de hulpverlening moet veel meer oog en begrip hebben voor plaatselijke gebruiken en gevoeligheden. Het mandaat van de hulpverlening moet terug naar de lokale gemeenschap, waaraan de buitenlandse hulpverleners ondersteunend moeten zijn.

Dat staat in een vrijdag in Londen gepresenteerde kritische evaluatie van de hulpverlening na de tsunami van eind 2004. De Tsunami Evaluatie Commissie (TEC), die het rapport publiceerde, bestaat uit meer dan veertig internationale hulporganisaties, instellingen van de Verenigde Naties en donorlanden. De commissie werd in februari 2005 ingesteld. Haar rapport markeert een unieke samenwerking tussen deze partijen en leidde tot een evalutie die niet eerder na een grote natuurramp tot stand kwam.

Een deel van de kritische conclusies lekte vorige week al uit, maar het rapport staat ter verdediging van de hulporganisaties ook uitgebreid stil bij de enorme complexiteit van de ramp. De beving en de tsunami's troffen veertien landen over een zeer groot gebied en de noodzaak tot directe hulpverlening was zelden zo groot. Behalve lokale en nationale hulpverleners, kwamen ook talrijke particulieren en ook internationale krijgsmachtonderdelen in actie.

Amateurisme moest het opnemen tegen professionele hulpverlening, groot geld bokste tegen klein geld, organisaties trokken vanuit hun signatuur of achtergrond hun eigen agenda's en media uit heel de wereld zaten goed en slecht geïnformeerd alle hulpverleners in de nek als nooit tevoren.

De al direct geconstateerde gebrekkige coördinatie werd in Indonesië en Sri Lanka nog eens extra aangetast door gewapende conflicten, politiek opportunisme en regelrechte corruptie en bureaucratie bij lokale overheden.

De TEC stelt dat er al met al sprake is geweest van een gemiste kans. De rapportage rept van arrogantie en onkunde bij bepaalde internationale hulpverleners, waardoor bijvoorbeeld woonprojecten voor slachtoffers uit de grond werden gestampt die niet passen in de lokale gemeenschap en die alleen leidden tot verdere ongelijkheid.

Op Sri Lanka, waar wel 3000 hulporganisaties zich meldden. is bijvoorbeeld bekend dat de zwaar getroffen vissersgemeenschap nu meer boten heeft dan ooit tevoren en dat ook vissers die helemaal niet getroffen werden nu pronken met een of meer nieuwe vaartuigen.

De ware noden in de getroffen regio's zijn na de ramp doorgaans slecht in kaart gebracht. Veel gebieden waren ook helemaal niet voorbereid op grootschalige hulpverlening na rampen en daaraan hebben hulporganisaties die daar al actief waren ook veel te weinig aandacht besteed. Veel particulier geld ging bovendien naar projecten op basis van extra media-aandacht en niet op basis van echte prioriteit of noodzaak.

Volgens de TEC moet de „internationale hulpverlening” snel bij zichzelf te rade gaan. De Samenwerkende Hulporganisaties (SHO), die in ons land Giro 555 openstelden na de tsunami, erkenden al eerder dat de coördinatie zeker in de beginfase te wensen overliet. De SHO onderstrepen evenwel nu dat zij volgens de wens van TEC al voor het grootste deel samenwerken met lokale organisaties.

De SHO weerspreken ook de suggestie dat er te veel geld is opgehaald of over balk is gegooid. Er was juist bij uitzondering nu eens voldoende geld om direct en op de lange termijn hulp te bieden. Meestal is dat niet zo. De Nederlandse organisaties erkennen wel dat er meer aandacht nodig is voor voorbereiding op grote rampen door in potentiële rampregio's meer mensen op te leiden, te informeren en voorraden hulpgoederen aan te houden.

De SHO wijst er ook op dat noodhulp een „onbeschermd vak” is. De organisaties opperen daarom de invoering van een keurmerk voor noodhulporganisaties met bijbehorende gedragscode. Die moeten garanderen dat de hulpverleners transparant, doelmatig, professioneel en onderling gecoördineerd werken. De overheid zou vervolgens een coördinerende rol moeten spelen in geval van inzet bij rampen. Als de overheid deze rol niet wil, dan moet een grote internationale organisatie, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Naties, die op zich nemen.