Sunday, August 03, 2008

Let op waarom veranderde Keizer Augustus zijn naam...

Om de ingewikkelde naamgeving van de princeps Imperator Caesar Augustus beter te kunnen begrijpen, is ervoor gekozen om de Romeinse namen bij hun eerste vermelding voluit te schrijven. Augustus bijvoorbeeld noemde zich na zijn adoptie Gaius Iulius Caesar in plaats van Julius Caesar.

Romeinse Rijk
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Imperium Romanum)
Ga naar: navigatie, zoeken
geschiedenis van het Romeinse Rijk


ca. 750 v. Chr. - 476 n. Chr.

Romeins Koninkrijk
ca. 750 - 500 v. Chr.
Romeinse Republiek
ca. 500 - 27 v. Chr.
Principaat
27 v. Chr. - 284 n. Chr.
Dominaat
284 - 395 n. Chr.
West-Romeinse Rijk (val)
395 - 476
Oost-Romeinse Keizerrijk (val)
395 - 1453

--------------------------------------------------------------------------------

voor de stad, zie gesch. van Rome

--------------------------------------------------------------------------------

Portaal Romeinse Rijk
Het Romeinse Rijk was het rijk dat zich vanaf de 6e eeuw v.Chr. uit de stadstaat Rome ontwikkelde en op zijn hoogtepunt in de 2e eeuw alle landen rond de Middellandse Zee en een groot deel van het Midden-Oosten en West-Europa omvatte.
De Romeinse geschiedenis wordt traditioneel in drie perioden onderverdeeld:

koningstijd
republiek
keizertijd
Over de vroege geschiedenis van Rome is vrijwel niets met zekerheid bekend. In 390 v.Chr. werd Rome geplunderd door de Galliërs, waarbij eventuele vroegere geschiedschrijving verloren is gegaan.

In West-Europa bleef het rijk bestaan tot 476, toen de 'barbaarse' generaal Odoaker de laatste West-Romeinse keizer afzette en zichzelf tot koning van Italië liet uitroepen. Het oostelijk deel van het rijk, ook wel het Byzantijnse Rijk genoemd, bleef nog tot 1453 bestaan.
Dat het rijk ten onder is gegaan, wordt wel toegeschreven aan imperial overstretch. Het rijk was te groot geworden om met de middelen van communicatie en transport van die tijd effectief bestuurd en verdedigd te worden.

Inhoud [verbergen]
1 Oorsprong
1.1 Legende
1.2 Archeologisch onderzoek
2 Koningstijd
3 Romeinse Republiek
3.1 Vroege Republiek
3.2 Oorlogen met Carthago en uitbreiding buiten Italië
3.3 Sociale onrust in de Republiek
3.4 De val van de Republiek
4 Principaat
4.1 Augustus, de eerste keizer
4.2 de Julisch-Claudische dynastie
4.3 het Vierkeizerjaar en de Flavische dynastie
4.4 de Adoptiefkeizers
4.5 Burgeroorlog en de Severische dynastie
4.6 Crisis van de derde eeuw
5 Dominaat en tetrarchie
5.1 Diocletianus en de vorming van de tetrarchie
5.2 Het einde van de tetrarchie
5.3 De heerschappij van Constantijn de Grote en zijn nakomelingen
6 Splitsing, verval en ondergang van het Rijk
6.1 1ste splitsing van het Rijk en hereniging onder Theodosius de Grote
6.2 De definitieve splitsing
6.3 Ondergang van het Rijk
7 De Oost-Romeinse en Byzantijnse rijken na de val van het West-Romeinse Rijk






[bewerk] Oorsprong
Zie Ontstaan van Rome voor het hoofdartikel over dit onderwerp.


[bewerk] Legende
Volgens de overlevering was Rome gesticht in 753 v.Chr. De eigenlijke geschiedenis van Rome begon echter al rond 1000 v.Chr. toen de Latijnen zich vestigden in Latium, de streek rondom Rome. Rond die tijd werden de Latijnen geregeerd door de legendarische koning Latinus. Bij hem zocht de Trojaanse held Aeneas zijn toevlucht. Diens zoon Ascanius stichtte de stad Alba Longa die de belangrijkste Latijnse stad zou worden.

Na de dood van Ascanius regeerde zijn nageslacht 14 generaties lang over Alba Longa. Toen brak er echter een twist uit waarbij de rechtmatige koning van Alba Longa, Numitor, werd afgezet door zijn oudere broer Amulius. Om te voorkomen dat de nakomelingen van Numitor ooit de troon konden heroveren, dwong Amulius zijn nicht Rhea Silvia om een Vestaalse maagd te worden. Seksueel contact tussen een Vestaalse maagd en een man werd met de dood bestraft. Zij werd echter zwanger van de oorlogsgod Mars en baarde een tweeling met de namen Romulus en Remus.

Toen Amulius erachter kwam dat zijn nicht twee zonen had gebaard, gaf hij opdracht haar en de tweeling te doden. De soldaten die deze opdracht moesten uitvoeren, kregen dit niet over hun hart en zetten de tweeling in een mandje in de Tiber. De tweeling dreef af en werd gezoogd door een wolvin, de Lupa Capitolina. Een herder, Faustulus, vond hen en voedde hen op. Toen hij aan de tweeling vertelde dat zij kleinzonen waren van Numitor, reisden Romulus en Remus naar Alba Longa en plaatsten Numitor terug op de troon.

De tweeling besloot dat hun toekomst niet in Alba Longa lag. Romulus en Remus wilden een stad stichten op de plaats waar de wolvin hen had gevonden. Ze konden het echter niet eens worden over wie er koning moest worden en in een ruzie werd Remus vermoord door Romulus.


[bewerk] Archeologisch onderzoek
Archeologisch onderzoek in de omgeving van Rome spreekt deze legende echter volledig tegen. Men deelt het ontstaan van Rome in 3 fases in, namelijk 1000-830 v.Chr., 830-630 v.Chr. en na 630 v.Chr. In de eerste fase was er zeker al bewoning op de Palatijnse heuvel en waarschijnlijk ook op twee andere, de Capitool en de Quirinaal. In de tweede fase wordt rond de zeven heuvels een aarden verdedigingswal opgetrokken en spreekt men van het Septimonium. Het is echter niet duidelijk of het hier om een religieuze of staatkundige eenheid gaat. In de laatste fase ontwikkelt Rome zich tot een echte stad, dankzij de Etruskische invloed. Zij hadden immers kennis van de Griekse polis (stad) of stadstaat.


[bewerk] Koningstijd
De huidige gegevens over de koningstijd zijn bijna allemaal gebaseerd op legenden.

Romulus werd de eerste koning van Rome. Hij stelde een raad van oude mannen (senex) aan om hem te adviseren, de Senaat. Aangezien Rome gesticht was door bijna alleen mannen, heerste er een tekort aan vrouwen. Romulus besloot over te gaan tot het roven van maagden bij een buurvolk, de Sabijnen (de maagdenroof). Om hun vrouwen terug te halen viel de Sabijnse koning Titus Tatius de stad aan en door verraad (van Tarpeia) viel Rome in Sabijnse handen. De Sabijnse maagden, die ondertussen van hun nieuwe echtgenoten waren gaan houden, kwamen echter tussenbeide en er werd vrede gesloten. Titus Tatius werd medekoning (en na slechts vijf jaar door buitenlanders vermoord) en veel Sabijnen vestigden zich op de Quirinaal. In 715 v.Chr. stierf Romulus. Volgens de legende zou hij zijn meegevoerd in een wervelstorm.

Volgens het vredesverdrag met de Sabijnen moest het koningschap afwisselend door een Sabijn en een Latijn worden bekleed. De Latijnen en Sabijnen kozen de Sabijn Numa Pompilius tot koning. Numa was een wijs en godvruchtig vorst. Hij was een man van vrede en besteedde vooral veel aandacht aan de Romeinse godsdienst.

Toen Pompilius in 673 v.Chr. overleed, werd de Latijn Tullus Hostilius koning van Rome. Hij was in tegenstelling tot Numa een oorlogszuchtige vorst. Hij zocht naar een aanleiding tot oorlog zodat de Romeinen zich konden bewijzen en toen mannen uit het rivaliserende Alba Longa Romeins vee stalen, besloot Tullus de stad aan te vallen. Omdat de koning van Alba net was overleden, werd de oorlog beslist door middel van een duel tussen twee drielingen: de Romeinse Horatii en de Curiatii uit Alba. De Horatii kwamen als winnaars uit de strijd en de bevolking van Alba Longa ging op de Caelijnse heuvel wonen. Tullus Hostilius bouwde ook de Curia Hostilia, de vergaderplaats van de Senaat. Door zijn overwinningen werd Tullus arrogant en hij begon de eredienst van Numa te verwaarlozen. De goden stuurden in 641 v.Chr. een pestepidemie naar Rome waardoor ook de koning werd getroffen. In zijn wanhoop bad hij tot Jupiter. Jupiter was echter zo verbolgen dat hij Tullus met een bliksemschicht doodde.

De volgende koning was Ancus Marcius, die net als zijn grootvader Numa een Sabijn was. Hij herstelde meteen de eredienst van Numa. Hij was ook een erg vredelievende vorst en de Latijnen, die in de omringende heuvels woonden, begonnen de weilanden van de Romeinen te plunderen. Ancus Marcius liet echter zien uit welk hout de Romeinen waren gesneden en versloeg de Latijnen. De krijgsgevangenen werden op de Aventijnse heuvel gehuisvest. Ancus lijfde ook de Janiculijnse heuvel, die niet tot 'de zeven heuvelen' behoort, bij de stad in om de Tiber beter te kunnen beheersen. Hij stichtte tevens een bescheiden haven op de plek die later zou uitgroeien tot Ostia.

Tijdens het koningschap van Ancus Marcius werden de Etrusken, die een hogere beschaving hadden dan de Romeinen, invloedrijk. Omdat de zonen van Ancus te jong waren, toen hij in 617 v.Chr. stierf, werd Ancus’ Etruskische adviseur Lucius Tarquinius Priscus koning. Hij was verantwoordelijk voor grote bouwprojecten zoals het Circus Maximus, waar wagenrennen werden gehouden, de Cloaca Maxima, ’s werelds eerste riool, en het Forum Romanum, het bestuurlijke centrum van de stad. Het forum voorzag de nederzettingen van Rome van één centrum, waardoor Rome echt een stad werd.

In die tijd woonde er in het koninklijke paleis een slavenzoon, Servius Tullius. Toen hij ’s nachts lag te slapen werd zijn hoofd omgeven met vlammen en Tanaquil, de koningin, legde dit uit als een voorteken dat hij voorbestemd was voor iets groots. Het koninklijk paar adopteerde de jonge Servius en maakte hem tot troonopvolger boven Tarquinius’ eigen zonen. Toen Tarquinius in 579 v.Chr. door Ancus Marcius’ zonen werd vermoord plaatste de machtige Tanaquil Servius Tullius op de troon. Servius was een goed koning en hij hervormde het bestuur. Rome werd verdeeld in 36 tribus (6 voor de stad Rome en 26 voor de ommelanden) en de plebs kregen voor het eerst politieke rechten omdat de burgers werden ingedeeld in 193 centuriae, naar vermogen en niet naar afkomst. Er werd een volksvergadering opgericht waarin gestemd werd per centuria. De rijkste burgers hadden de meerderheid met 98 centuriae, die ook de meerderheid van de troepen moesten leveren (op timocratische basis dus). Ook bouwde Servius de Serviaanse muur, de eerste stadsmuur rond Rome, en stelde hij de pomerium, de stadsgrens, in.

Om de zoons van Tarquinius niet van zich te vervreemden, huwelijkte Servius zijn beide dochters (beide Tullia geheten) uit aan die zoons. De oudste dochter was eerzuchtig en trouwde met de goedaardige Arruns. De jongste was goedaardig en trouwde met de eerzuchtige Tarquinius junior. Tullia de oudere en Tarquinius werden verliefd, lieten Tullia de jongere en Arruns vermoorden en richtten toen hun pijlen op Servius. Tarquinius maakte de oude koning zwart in de Senaat en in 534 v.Chr. werd Servius door de Romeinse bevolking gelyncht. Zo begon het bewind van Lucius Tarquinius Superbus, de Hoogmoedige. Aangezien hij de Senaat zuiverde van Servius’ medestanders en hen nooit meer bijeen liet roepen, maakte hij zich snel gehaat bij de Romeinse bevolking. Toen zijn zoon Sextus Tarquinius Superbus de vrome vrouw Lucretia verkrachtte, zwoer haar verwant Lucius Junius Brutus wraak. Brutus mobiliseerde de bevolking tegen de koning, die op veldtocht was. Toen de koning terugkeerde om de opstand in de kiem te smoren, sloot de bevolking de poorten en zo werd de koning uit de stad verdreven (509 v.Chr.).


[bewerk] Romeinse Republiek
Zie Romeinse republiek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De groei van het Romeinse Rijk tijdens de late republiek en het vroege principaat;
██ 218 v. Chr. (voor de Tweede Punische Oorlog)

██ 133 v. Chr. (begin van onrust in de republiek)

██ 44 v. Chr. (dood van Julius Caesar)

██ 14 v. Chr. (tijdens het principaat van Augustus)

██ uitbreidingen in de eerste eeuw n.Chr.

██ 114-117 n. Chr. (tijdelijke uitbreiding onder Trajanus)

[bewerk] Vroege Republiek
Het Romeinse volk had zulke slechte ervaringen met Tarquinius dat het nooit meer door een koning geregeerd wenste te worden. Lucius Junius Brutus werd belast met het ontwerpen van een nieuw staatsbestel, de republiek. De Senaat werd het hoogste orgaan van de Romeinse staat en de koning werd vervangen door twee jaarlijks gekozen magistraten (eerst praetores, later consules). De eerste consuls waren deze Brutus en Lucius Tarquinius Collatinus. In 508 v.Chr. werd het ambt van Pontifex Maximus ingesteld om de religieuze taken van de koning over te nemen. Tarquinius Superbus had de strijd echter nog niet opgegeven en hij leidde een alliantie van Etrusken en Latijnen tegen Rome. Pas toen de Romeinen in 496 v.Chr. de Latijnse Liga versloegen in de Slag bij het Regillusmeer, gaf Tarquinius het op.

Ondertussen barstte bij gebrek aan een gemeenschappelijke vijand de strijd tussen rijk (patriciërs) en arm (plebejers) los. In 494 v.Chr., na een secessio plebis, mochten de plebejers voor het eerst twee tribuni plebis (volkstribunen) en twee aediles plebis (plebeïsche aedilen) kiezen. Ook kregen ze eigen wetten(plebiscita) en een eigen vergadering (comitia plebis). Gelijktijdig begon Rome een expansieve politiek te voeren in oorlogen tegen de Aequi en de Volsken. In 459 v.Chr. boekten de plebejers weer een overwinning in de interne strijd: het aantal volkstribunen werd uitgebreid van 2 tot 10. Om de balans tussen patriciërs en plebejers beter te regelen werden er in 451 v.Chr. voor 1 jaar decemviri legibus scribundis aangesteld o.l.v. de ex-consul van patricische afkomst Appius Claudius Crassus. Tijdens dit ene jaar werden er tien wetten aangenomen door de comitia centuriata en het recht werd zo goed uitgevoerd dat er een nieuw decemviraat kwam (Appius Claudius was de enige decemvir die terugkeerde). Er werden nog eens twee nieuwe wetten aangenomen, waaronder de Wet der Twaalf Tafelen (Lex Duodecim Tabularum).De decemviri weigerden echter af te treden, werden steeds tirannieker en toen Appius Claudius zich aan een patricische dame vergreep, zette het volk de decemviri af. In 447 v.Chr. werden er voor het eerst twee quaestores verkozen en vier jaar later voor het eerst twee censores. In 445 v.Chr. werd het ambt van tribunus militum ingesteld en werd het mogelijk voor plebejers om met patriciërs te trouwen. In 421 v.Chr. werd het aantal quaestors uitgebreid van 2 tot 4 (in 267 v.Chr. tot 6, in 227 v.Chr. tot 8 en in 197 v.Chr. tot 12) en mochten ook plebejers dit ambt vervullen. Ook werd er voor het eerst soldij uitbetaald aan de Romeinse soldaten.

In die tijd werd het laatste verzet van de Etrusken gebroken. Alleen de stad Veii, op 15 km afstand van Rome, bleef onafhankelijk. In 396 v.Chr. werd ook deze stad ingenomen. Rome kwam hierna in conflict met de Galliërs in Noord-Italië. In 390 v.Chr. werden de Romeinen verslagen in de Slag aan de Allia en de stad werd geplunderd door de Gallische leider Brennus. Deze tegenslag was maar van korte duur en in de 4e eeuw v.Chr. werd heel Italië ten zuiden van de Po met uitzondering van de Griekse koloniën in drie oorlogen tegen de Samnieten veroverd. Toen sommige Griekse steden Romeinse hulp inriepen tegen de Griekse stad Tarente, riep laatstgenoemde de hulp in van koning Pyrrhus van Epirus. Hoewel de Romeinen verschillende nederlagen leden, waren de verliezen van Pyrrhus zo groot dat hij de strijd moest op geven. Men spreekt vandaag de dag nog steeds van een Pyrrhusoverwinning. In 272 v.Chr. werd Tarente bij Rome ingelijfd.


[bewerk] Oorlogen met Carthago en uitbreiding buiten Italië
Als de maritieme grote mogendheid Carthago in 264 v.Chr. tegen Rome’s zin steun verleent aan de piratenstad Messina, breekt de Eerste Punische oorlog uit. Na een zware strijd ter zee, waarin Rome aanvankelijk nederlagen leed, omdat het zich het benodigde zeemanschap nog moest eigen maken, kwam Rome echter onder leiding van consul Duilius als overwinnaar uit de strijd (241 v.Chr.). De Rostra, het spreekgestoelte op het Forum Romanum is bij wijze van oorlogsmonument lange tijd voorzien geweest van de afgezaagde ramstevens van buitgemaakte Carthaagse schepen. Carthago moest in eerste instantie zware schattingen betalen en werd gedwongen Sicilië op te geven en enkele jaren later ook Corsica en Sardinië. Sicilië werd in 227 v.Chr. de eerste provincia van de Romeinse Republiek. In datzelfde jaar werden ook Corsica en Sardinië Romeinse provincies. In 223 v.Chr. werd de provincie Gallia Cisalpina toegevoegd aan het Rijk. In 218 v.Chr. verklaarde Rome Carthago opnieuw de oorlog, omdat de Romeinse en Carthaagse invloedssferen in Hispania kennelijk niet op vreedzame wijze afgebakend konden worden. De Carthaagse generaal Hannibal stak met olifanten via Hispania en Gallia de Alpen over en bracht de Romeinen een aantal verpletterende nederlagen toe, de zwaarste in de Slag bij Cannae in 216 v.Chr.. Hiermee verwierf Hannibal een blijvende plaats in het Romeinse bewustzijn. "Hannibal ad portas!" werd een slagzin om groot alarm mee te slaan. In de tegelijkertijd woedende Eerste Macedonische oorlog (214 v.Chr. – 205 v.Chr. werden de Romeinen ook verslagen. Terwijl Hannibal, die in een directe confrontatie onverslaanbaar was gebleken, in Italië werd beziggehouden met vertragingsacties door Quintus Fabius Maximus Cunctator, landden de Romeinen in 213 v.Chr. in Syracuse en veroverden na twee jaar belegeren de stad. Vanaf 211 v.Chr. werd de Carthaagse invloedssfeer in Hispania met succes teruggedrongen, waarin Publius Cornelius Scipio Africanus maior de hoofdrol speelde. In 202 v.Chr. landde Scipio met een Romeins leger in Africa, waar hij Hannibal versloeg met de naar Rome overgelopen Numidiërs in de Zama (vlakbij Carthago). Hannibal had zich inmiddels wegens de dreiging van Scipio uit Italië had moeten terugtrekken. Carthago’s invloed werd beperkt tot de stad zelf. Rome verklaarde in 197 v.Chr. de op Carthago veroverde gebieden in Hispania uit tot de provinciae Hispania Ulterior en Hispania Tarraconensis. Toen Philippus V van Macedonië in 200 v.Chr. Pergamum, Rhodos en Athene aanviel, startte Rome de Tweede Macedonische Oorlog, die na drie jaar eindigde in een Romeinse overwinning.

Op het Iberisch schiereiland breidde Rome haar grondgebied vervolgens naar het westen, waar pas in 7 v.Chr. de provincia Hispania Lusitania werd ingesteld. In Rome bleef ondertussen Cato de Censor ageren tegen Carthago met zijn beroemde uitspraak "Ceterum censeo Carthaginem esse delendam" (Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden). Volgens de vredesbepalingen die een eind hadden gemaakt aan de Tweede Punische oorlog mocht Carthago geen conflict uitvechten zonder de toestemming van Rome. In 149 v.Chr., het jaar waarin Cato overleed, kwam Carthago in conflict met de naburige Numidiërs, die door Rome gesteund werden. Dit leidde tot de Derde Punische oorlog en na een belegering van drie jaar werd in 146 v.Chr. Carthago door Publius Cornelius Scipio Aemilius Africanus minor (de zoon van maior) met de grond gelijk gemaakt en de weinige overlevenden als slaven weggevoerd. Op haar voormalige grondgebied werd de nieuwe Romeinse provincie Africa gesticht.


[bewerk] Sociale onrust in de Republiek
Macedonië werd in de Vierde Macedonische Oorlog definitief verslagen. Het koninkrijk werd in 148 v.Chr. een provincia van het Rijk. In de volgende decennia werd de Republiek gekenmerkt door interne onrust. In 133 v.Chr. werd de hervormer en volkstribuun Tiberius Sempronius Gracchus vermoord. De Senaat, die zich bedreigd voelde door Tiberius Gracchus, nam de Senatus consultum de re publica defenda aan om Tiberius’ broer Gaius Sempronius Gracchus, die zijn hervormingswerk had voortgezet, in de kiem te smoren. In 121 v.Chr. werd ook Gaius vermoord. In hetzelfde jaar veroverde Rome Gallia Transalpina, ruwweg het gebied dat nu de Franse Provence is. Van 112 v.Chr. tot 106 v.Chr. voerde Rome weer militaire acties uit in Noord-Africa, nadat de Numidische koning Jugurtha Rome de oorlog had verklaard. Na een moeizame strijd wist consul Gaius Marius de Numidiërs op de knieën te krijgen, met hulp van zijn quaestor,L.Sulla. Zijn aandacht werd vervolgens opgeëist door een invasie van de Germaanse Teutonen en Cimbren) van Gallia Transalpina, omdat in 105 v.Chr. een Romeins legioen bij Arausio door de Cimbren vernietigd werd. Om de militaire crisis het hoofd te bieden werd Marius in de periode 104 v.Chr. – 100 v.Chr., tegen de Romeinse wet in, ieder jaar tot consul gekozen. In 102 v.Chr. versloeg hij de Teutonen in de Slag bij Aquae Sextiae in de Provence en het volgende jaar versloegen Marius en Quintus Lutatius Catulus Caesar de Cimbren, die al tot in Italië zelf waren doorgedrongen, in de Slag bij Vercellae.

Marius begon ook met de hervorming van het Romeinse leger. De hastati, principes en triarii werden afgeschaft en Marius stichtte een beroepsleger met als kern de legionairs, die Romeins burgerrecht bezaten en konden rekenen op een vaste soldij en op landbouwgrond na afloop van de 15 jaar militaire dienst. De hervormingen ondermijnden echter wel de Republiek, omdat de soldaten hun commandanten trouwer zijn dan de staat.


[bewerk] De val van de Republiek
Jarenlang hadden de Romeinse bondgenoten (socii, vaak steden met wie Rome in voorgaande eeuwen een nadelig vredesverdrag had gesloten) in Italië voor Rome gevochten zonder dat daar iets tegenover stond. De bondgenoten werden steeds ontevredener met deze situatie. In 91 v.Chr. diende de volkstribuun Marcus Livius Drusus minor een wet in die alle Italianen het Romeins burgerschap verleende, maar voordat deze wet kan worden aangenomen werd hij vermoord. Hierop scheidden de bondgenoten zich af en brak de Bondgenotenoorlog uit. Na zware gevechten en het verlenen van het Romeinse burgerschap aan alle trouwe bondgenoten wist de Romeinse generaal Lucius Cornelius Sulla de oorlog in 82 v.Chr. in Rome’s voordeel te beslissen.

In Rome was ondertussen een nieuwe politieke klasse ontstaan. Naast de traditionele patricische families werden ook steeds meer rijke plebeïsche families (de eerste senator uit een familie werd een novus homo genoemd) toegelaten tot de Romeinse Senaat. De nieuwe senatoren verenigden zich in de populares (populisten, die meer hervormingen ten gunste van de armeren wilden) terwijl de oudere patricische families zich verenigden in de optimates (de besten, die alles bij het oude wilden laten).


Buste van Gaius Julius Caesar
zeeslag tijdens de Slag bij Actium - artistieke impressie door Lorenzo A. CastroDe ambitieuze Sulla sloot zich aan bij de optimates en komt in conflict met de politieke vos Marius die geen afstand wilde doen van zijn macht. Na een korte burgeroorlog brak Sulla de aloude wet (die Rome tegen een militaire staatsgreep moest beschermen) dat de legioenen de pomerium niet mogen oversteken en werd de eerste Romeinse dictator. Na een schrikbewind van twee jaar trad Sulla af.

De nieuwe leider in Rome werd Gnaeus Pompejus, die de lastpak Mithridates VI van Pontus versloeg, Syria en Judaea toevoegde aan het Rijk en de Middellandse Zee zuiverde van piraten. Hij werd echter in 60 v.Chr. gedwongen de macht te delen met Gaius Julius Caesar (een verre neef van Quintus Lutatius Catulus Caesar) en Marcus Licinius Crassus, met wie hij het Eerste Triumviraat vormde.

Caesar zorgde ervoor dat Pompejus' veteranen land krijgen, maar in ruil daarvoor vroeg Caesar legioenen aan Pompejus om een te interveniëren in een stammentwist tussen de Galliërs. Caesar doet echter veel meer en start de Romeinse verovering van Gallië. Vanaf dat moment verslechterden de betrekkingen tussen de beide mannen en na het sneuvelen van Crassus in 53 v.Chr. in de Slag bij Carrhae (in het huidige Koerdistan) tegen de Parthen, valt het triumviraat uit elkaar.

Toen Caesar in 49 v.Chr. terugkeerde uit Gallië eisten de Senaat en Pompejus dat Caesar terugkeerde naar Rome zonder legioenen, zodat hij terecht kon staan voor misdaden die hij gepleegd zou hebben. Caesar steekt de Rubicon (grens tussen Gallia Cisalpina en Italië) over, mèt zijn troepen. Met de beroemde woorden "Alea iacta est" gaf hij zelf aan dat de breuk met de senaat een onomkeerbaar feit was. Te Rome werd hij uitgeroepen tot dictator. Zijn strijd tegen Pompejus en conservatieve senatoren voerde hem een jaar later naar Griekenland, waar hij in de slag bij Pharsalus de Pompejanen versloeg. Pompejus vluchtte naar Egypte waar hij werd vermoord, overigens tot ongenoegen van Caesar. In Egypte maakte Caesar de beeldschone koningin Cleopatra het hof en verwekte bij haar een zoon, Caesarion. In 45 v.Chr. versloeg Caesar in Spanje de laatste Pompejanen.

Caesar werd uitgeroepen tot dictator voor het leven en republikeinse senatoren onder leiding van Gaius Cassius Longinus vrezen dat Caesar, nu hij met Cleopatra een zoon heeft, koning wil worden. Op 15 maart 44 v.Chr. werd Caesar door de senatoren vermoord. Onder hen was Caesars' adoptiefzoon Marcus Junius Brutus (een afstammeling van Lucius Junius Brutus). De moordenaar hoopten als bevrijders door het Romeinse volk onthaald te worden.

Maar een aanhanger van Caesar, Marcus Antonius, wist in de verwarrende uren na Caesars dood de macht te grijpen en ruide de bevolking op tegen de moordenaarskliek. Cassius en Brutus vluchtten naar Griekenland. Toen Marcus Antonius het testament van Caesar opende, las hij dat niet hij, maar Gaius Octavius (Octavianus), door Caesar was geadopteerd en tot erfgenaam was gemaakt. Omdat het rijk toch bestuurd moest worden vormden Marcus Antonius en Octavianus samen met Marcus Aemilius Lepidus het Tweede Triumviraat. Samen trokken ze op tegen de moordenaars van Caesar, die in 42 v.Chr. in de slag bij Philippi werden verslagen en vermoord. In het Triumviraat werden de provincies verdeeld over de leden: Octavianus kreeg het westen (met Rome en Gallië), Marcus Antonius kreeg het oosten (met Syrië en Egypte) en Lepidus kreeg de onbelangrijke woestijnprovincie Africa.

Zowel Marcus Antonius als Octavianus wilden alleenheerser over de Romeinse wereld worden. Om meer (militaire) steun te verkrijgen begon Marcus Antonius een relatie met Cleopatra. Hij begon zich steeds meer als een oosterse monarch te gedragen en dit viel niet goed bij de elite in Rome. Deze werd door Octavianus snel opgezet tegen Marcus Antonius. In 36 v.Chr. werd Lepidus uit het Triumviraat gezet en begon de tweestrijd tussen Octavianus en Marcus Antonius. De machtsstrijd bereikte een hoogtepunt in 31 v.Chr. in de Slag bij Actium, die door Octavianus' admiraal Marcus Vipsanius Agrippa meesterlijk werd gewonnen. Marcus Antonius en Cleopatra pleegden zelfmoord. Octavianus werd de onbetwiste alleenheerser over de Romeinse wereld.


[bewerk] Principaat

standbeeld van keizer Augustus
[bewerk] Augustus, de eerste keizer
Na de zege bij Actium werd Octavianus steeds machtiger, maar in 27 v.Chr. kondigde hij plotseling zijn aftreden aan. Dit was een slimme politieke zet van Octavianus. Hij deed alsof hij de Republiek teruggaf aan de Senaat en het Volk van Rome. De Senaat was volkomen verrast en weigerde het aftreden van Octavianus te aanvaarden. Octavianus kreeg de prestigieuze religieuze titel Augustus (de Verhevene) en meer macht. Hij kon de staat naar believen inrichten en noemde zichzelf princeps (eerste burger) van Rome. Hij behield de titel consul, het imperium maius over alle legioenen en de tribunica potestas, die hem in staat stelde een veto over senaatsvoorstellen uit te spreken. In 23 v.Chr. overleed zijn neef en erfgenaam Marcus Claudius Marcellus. In 22 v.Chr. werd hij ernstig ziek en de toekomst van het principaat was lang tijd onzeker. Augustus huwelijkte zijn dochter Julia uit aan zijn nieuwe beoogde opvolger, zijn oude vriend Marcus Vipsanius Agrippa. Julia schonk Agrippa drie zoons, die allen in aanmerking kwamen voor de opvolging na het overlijden van Agrippa in 12 v.Chr.. De oudste zoon Gaius Caesar sterft in 4 na Christus, de middelste zoon Lucius Caesar sterft in 2 en de jongste zoon Postumus Agrippa werd in 14 vermoord. Tegenwoordig wordt aangenomen dat Livia, de vrouw van de keizer, een hand heeft gehad in de dood van Agrippa's kinderen, om haar eigen zoon Tiberius als opvolger naar voren te schuiven.

Augustus bracht bij zijn aantreden het aantal legioenen terug naar 28 (ongeveer 150.000 man). Deze legioenen werden op de rijksgrenzen gestationeerd. Om meer controle over Rome te krijgen stichtte Augustus de Praetoriaanse Garde, zijn in drie cohorten verdeelde lijfwacht. Deze garde was de enige gewapende troepenmacht in Italië.

Op buitenlands gebied voerde Augustus aanvankelijk een expansionistische politiek ten opzichte van Germania. Na een smadelijke nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9, waar drie legioenen o.l.v. Publius Quinctilius Varus vernietigd worden, gaf Augustus het plan om Germania tot aan de Elbe te veroveren op. Augustus concentreerde zich hierna op het stichten van de Pax Romana, een door de Romeinse legioenen bewaakte vrede. Een hoogtepunt in de buitenlandse politiek van Augustus was de teruggave, door de Parthen, van de door Crassus verloren adelaars.

Augustus overleed in 14 na Christus te Nola op 77-jarige leeftijd. Aan zijn opvolger Tiberius gaf hij de raad mee dat het Rijk binnen de Rijn- en Donaugrenzen moet worden gehouden.


[bewerk] de Julisch-Claudische dynastie

Buste van CaligulaTiberius zette de politiek van Augustus voort, maar was niet erg populair. Veel senatoren verlangden een terugkeer naar de Republiek en Tiberius hield hen scherp in de gaten. In 27 was hij het leven in Rome helemaal zat en hij trol zich terug op het eiland Capri. Hier ging Tiberius zich te buiten aan orgieën terwijl hij Rome liet regeren door Lucius Aelius Seianus, de Praetoriaanse prefect. Toen echter bleek dat Seianus zijn zinnen had gezet op de keizerstroon, liet Tiberius hem vermoorden en vervangen door Quintus Naevius Sutorius Macro. In 37 stierf Tiberius op 79-jarige leeftijd een verdachte natuurlijke dood, die mogelijk door Macro en Tiberius' opvolger Caligula bespoedigd is.

Caligula begint zijn regering voorspoedig; men verwachtte een einde aan de willekeur van Tiberius. Na een halfjaar op de troon werd de jonge keizer echter zwaar ziek, waarbij zijn geestelijke vermogens werden aangetast. Hij riep zijn paard Incitatus uit tot consul en zichzelf als levende god. Hij begon voorbereidingen tot een invasie van Brittannië, maar liet zijn soldaten schelpen rapen in Bononia, aan de Gallisch noordkust. In 41 werd hij vermoord door zijn getergde Praetoriaanse prefect, Cassius Chaerea.

Chaerea probeerde vervolgens samen met de Senaat de Republiek te herstellen, maar de andere Praetorianen hadden de licht gehandicapte oom van Caligula, Claudius, 'achter een gordijn gevonden' en riepen hem uit tot keizer. Chaerea werd ter dood gebracht en Claudius begon zijn doorgaans voorspoedige regering. Hij liet in Ostia een nieuwe haven bouwen, Portus, waardoor de graantoevoer naar Rome vergroot werd. Omdat hij vanwege zijn handicap (hij stotterde en liep mank) niet voor vol werd aangezien ging Claudius op zoek naar militaire roem. Hij begon aan de Romeinse invasie van Brittannië in 43 die, anders dan die van Caesar een eeuw tevoren, succesvol was. Het privéleven van de keizer was minder gelukkig. Hij viel onder de invloed van zijn vrouw Messalina en hij liet haar na een mislukte samenzwering vermoorden. Hij hertrouwde met de ambitieuze Julia Agrippina minor, die haar zoon Nero op de keizerstroon wilde zetten. In 54 stierf Claudius na het eten van champignons, die door zijn vrouw waren vergiftigd.

Nero's regering begon voorspoedig, onder begeleiding van de filosoof en staatsman Seneca, maar hij werd steeds megalomaner. In 55 liet hij zijn stiefbroer Britannicus vermoorden en in 59 zijn moeder, nadat zij zich naar Nero's zin iets te veel met het staatsbestuur bemoeide. In 64 liet hij een deel van Rome afbranden en gaf daarvan de christenen de schuld. Op de afgebrande delen van de stad liet hij zijn Gouden Huis bouwen. In 65 liet Nero Seneca, de enige overgebleven stabiele kracht in de regering, zelfmoord plegen. Nero zag zichzelf ook als een groot artiest (met name de zangkunst trok hem aan) en atleet (op de Olympische Spelen werd hij kampioen wagenrennen, ook al viel hij voor de eindstreep uit zijn wagen). In 66 mislukte een samenzwering onder leiding van Piso, maar Nero's positie was onherstelbaar vezwakt. In 68 kwam de Gallische gouverneur Gaius Iulius Vindex in opstand. Dit leidde tot grote paniek in Rome en ondanks de nederlaag van Vindex tegen Lucius Verginius Rufus brokkelde Nero's positie snel af. Nero werd uiteindelijk door de Senaat tot staatsvijand uitgeroepen en hij pleegde zelfmoord onder de woorden: "Qualis artifex pereo" (wat een kunstenaar sterft er met mij...)


[bewerk] het Vierkeizerjaar en de Flavische dynastie

Het Romeinse Rijk in 60 na Chr.Na de dood van Vindex ging de opstand tegen het keizerlijk gezag verder en de provinciale gouverneurs schaarden zich achter Servius Sulpicius Galba, de gouverneur van Hispania Tarraconensis. In januari 69 kwam Galba aan in Rome en werd terstond uitgeroepen tot keizer. De Rijnlegioenen accepteerden Galba echter niet als keizer en riepen hun commandant Aulus Vitellius uit tot keizer en marcheerden op naar Rome. Tevens maakte de eerlijke en zuinige Galba de fatale fout de Praetoriaanse Garde geen donativum toe te kennen.

De Garde werd door Galba's afgewezen rechterhand, Marcus Salvius Otho, omgekocht en hij werd vermoord. Otho werd nu de nieuwe keizer, maar kon slechts kort van het keizerschap genieten. Vitellius' legioenen waren namelijk in Noord-Italië aangekomen. Hoewel Otho de steun had van de legioenen in Africa, Egypte en aan de Eufraat en de Donau, had Vitellius meer legioenen ter plaatse. De Donaulegioenen spoedden zich naar Otho's leger in Bedriacum, in de buurt van het Noord-Italiaanse Cremona, maar kwamen te laat voor het treffen tussen de beide legers op 14 april 69 (eerste slag bij Bedriacum). Otho wilde verder bloedvergieten voorkomen en pleegde op 17 april zelfmoord. Vitellius trok Rome binnen.

In juli van dat jaar riepen de legioenen in Judaea en Syria de gevierde generaal Vespasianus uit tot keizer. Hij kon vanwege de Joodse Opstand echter niet zelf naar Rome en hij stuurde zijn vriend Gaius Licinius Mucianus met de Syrische legioenen naar Europa. In Poetovio, in het huidige Romenië, verklaarden de keizerloze Donaulegioenen o.l.v. Marcus Antonius Primus hun steun aan Vespasianus. De Donaulegioenen trokken in oktober Italië binnen en het kwam wederom in Bedriacum tot een treffen met de legioenen van Vitellius, die deze keer verslagen werden (tweede slag bij Bedriacum). Op 20 december trok Primus Rome binnen en de volgende dag nam Mucianus de macht over in naam van Vespasianus.

Vespasianus stichtte een nieuwe keizerlijke dynastie, de Flaviërs. Om zijn populariteit bij het volk te vergroten liet hij het Gouden Huis van Nero afbreken en in plaats daarvan bouwde hij het Flavisch Amfitheater, beter bekend als het Colosseum. Ook saneerde Vespasianus de staatsfinanciën met nieuwe belastingen. Hij heft zelfs een belasting op openbare toiletten, die hij tegenover zijn zoon Titus rechtvaardigde met de woorden: "pecunia non olet" ("geld stinkt niet"). Vespasianus stierf in 79 en joviaal als hij was eindigde hij zijn leven met de woorden: "Vae, puto deus fio" ("Ik denk dat ik een god aan het worden ben") en "Imperatorem stantem mori oportet" ("Een keizer moet staande sterven")

Hij werd opgevolgd door zijn oudste zoon Titus. Titus stond als jongeman bekend als een bijzonder wreed man, maar hij ontpopte zich tot een van de beste keizers die Rome ooit heeft gekend. In het eerste jaar van zijn regering barstte de Vesuvius uit en vernietigde de steden Pompeii en Herculaneum. Titus geeft gul geld aan de getroffenen. Hij heeft zelfs eens, toen hij een dag lang niets goeds gedaan had, gezegd: "Amici, diem perdidi" ("Vrienden, ik heb een dag verloren"). Op 13 september 81 stierf Titus op de leeftijd van 42 jaar, waarschijnlijk vermoord door zijn wrede broer, Domitianus.

Domitianus volgde Titus op en ontwikkelde zich al snel tot een tiran, die zich gehaat maakte bij de Senaat. Door zijn verhoging van de soldij en veldtochten tegen de Germaanse Chatten en de Daciërs ten noorden van de Donau maakte hij zich wel ongekend populair bij de legioenen. Hij veroverde een deel van Germania dat bekend werd onder de naam Agri decumates. In 96 werd Domitianus vermoord door zijn vrouw Domitia en leden van de Praetoriaanse Garde.


[bewerk] de Adoptiefkeizers
Na de moord op Domitianus kozen de senatoren één van hen, Marcus Cocceius Nerva tot keizer. Nerva stond hoog in de aanzien bij de Senaat, maar had te maken met opstanden onder de legioenen die Domitianus trouw waren. De Praetoriaanse Garde drong zelfs het keizerlijk paleis binnen om de moordenaars van Domitianus te straffen. Nerva moest diep door het stof en adopteerde de succesvolle militair Trajanus als waren zoon en erfgenaam. In 98 stierf Nerva een natuurlijke dood en werd door waren adoptiefzoon Trajanus opgevolgd. Trajanus was de eerste uit een reeks van vijf hoogst succesvolle Adoptiefkeizers.

Trajanus stond bekend als de keizer onder wie het Rijk de grootste omvang bereikte. Trajanus' betrekkingen met zowel de Senaat als de legioenen waren perfect te noemen en de Senaat gaven hem de titel optimus (beste). Trajanus breidde het Romeinse Rijk uit door middel van enkele ambitieuze oorlogen. In 101 leidde de keizer een strafexpeditie tegen Dacië dat zich aan Rome moest onderwerpen. Toen de Dacische koning Decebalus opnieuw in opstand kwam trok Trajanus opnieuw tegen hem op en vernietigde in 106 de Dacische hoofdstad Sarmizegetusa. De Daciërs werden uitgeroeid (een van de weinige gevallen van Romeinse genocide) en Dacië werd een Romeinse provincie met Colonia Ulpia Traiana (het vroegere Sarmizegetusa) als hoofdstad. Toen de koning van Nabatea (een koninkrijk in Jordanië) stierf, erfde Rome het gebied dat werd omgevormd in de provincie Arabia Petraea. In 113 ontstond er een conflict met Parthië over het betwiste vazalkoninkrijk Armenië. De Parthischgezinde koning werd afgezet en Trajanus rukte op naar de Parthische hoofdstad Ctesiphon, nabij het huidige Baghdad. Hij lijfde Mesopotamia in als nieuwe Romeinse provincie. Trajanus drong door tot in Susa, 250 km ten oosten van de Tigris, de oostelijkste plek waar ooit een Romeinse strijdmacht is geweest. Trajanus kon echter het fort Hatra, nabij het huidige noord-Iraakse Al Hadr, niet innemen. Bovendien kwamen de joden in Palestina (weer) in opstand. Zijn gezondheid ging achteruit en hij overleed op 8 augustus 117 in Cilicië.

Trajanus werd door zijn eigen adoptiefzoon Hadrianus opgevolgd (dit was echter niet vanzelfsprekend. Geruchten deden de ronde dat Pompeia Plotina, Trajanus' vrouw, de opvolging vervalst had). Hadrianus maakte zich onmiddellijk gehaat bij de Senaat door bij aankomst in Rome enkele, mogelijk verraderlijke, senatoren te laten ombrengen. Hadrianus kwam tot de conclusie dat het praktisch onmogelijk was om alle veroveringen van Trajanus te consolideren en hij trok de Romeinse legioenen terug achter de Eufraat. Alleen Dacië, ten noorden van de Donau, werd behouden.

Tijdens zijn regeerperiode reisde Hadrianus alle provincies van het Rijk af en voerde belangrijke, lokale militaire hervormingen door. De belangrijkste tastbare nalatenschap van Hadrianus is de Muur van Hadrianus in Britannia, die bescherming moest bieden tegen de woeste Picten ten noorden daarvan. Hadrianus ontwikkelde de Romeinse bureaucratie verder en belangrijke mannen, zoals Suetonius, waren ambtenaar. Hadrianus stierf in 138, gehaat door de Senaat.

Zijn opvolger was zijn geadopteerde zoon Antoninus Pius. Toen de Senaat na de dood van Hadrianus de overleden keizer weigerde te vergoddelijken, dreigde Antoninus de troon af te wijzen. Hadrianus werd alsnog vergoddelijkt. Onder Antoninus Pius bereikte het Romeinse Rijk het hoogtepunt van haar bloeiperiode. Oorlog was vrijwel afwezig en de handel vond ongestoord waren doorgang. In 161 stierf Antoninus Pius op 74-jarige leeftijd.


Marcus AureliusAntoninus had maar liefst twee zonen geadopteerd, die beiden keizer werden: de filosoof Marcus Aurelius en Lucius Verus. Met de vrede in het Rijk was het snel gedaan; de Parthen vielen Syria aan en Lucius Verus trok met de legioenen naar het oosten en de Parthen werden verpletterend verslagen. De zegevierende troepen brachten echter ook de pest mee terug naar het Rijk, die jarenlang het Rijk zou teisteren. In 169 stierf Lucius Verus en Marcus Aurelius werd alleenheerser.

Aan de Donaugrens was het ook onrustig en de Marcomannen en de Quadi vielen Italië binnen. Marcus Aurelius wist ze echter terug te drijven. De keizer zou de rest van zijn leven doorbrengen aan de Donaugrens en vele overwinningen boeken. Ondanks de afmattende veldslagen vond de stoïcijnse Marcus Aurelius de tijd om zijn beroemde memoires, de Ta eis heauton (Geschriften aan zichzelf'), te schrijven, in het Grieks; dit wijst op het culturele prestige dat Hellas toen nog altijd had. In 180 overleed hij.

Anders dan waren voorganger had Marcus Aurelius geen zoon geadopteerd. In plaats daarvan volgde zijn eigen zoon Commodus hem op. Met Commodus kwam er een eind aan een periode van goed en stabiel bestuur. De nieuwe keizer ging zich te buiten aan gladiatorengevechten en waande zichzelf een nieuwe Hercules. Hij sloot vrede met de halfverslagen Germanen. Elke vorm van tegenstand werd de kop in gedrukt. Commodus was zelfs zo arrogant dat hij Rome naar zichzelf vernoemde, Colonia Commodiana. In 192 had zijn impopulariteit zo’n hoogte bereikt dat zijn concubine Marcia hem vergiftigde en liet wurgen door een atleet. Na de dood van Commodus was de macht van Rome zodanig aangetast dat het nooit meer zo machtig zou werden als onder de Adoptiefkeizers.


[bewerk] Burgeroorlog en de Severische dynastie
Na de dood van Commodus werd de eerlijke en integere Pertinax keizer. Hij trachtte de corruptie van Commodus ongedaan te maken, maar werd tegengewerkt door de corrupte elite. Het liep uit de hand toen Pertinax de Praetoriaanse Garde weigert een donativum toe te kennen. Op 28 maart 193 drong de Garde het keizerlijk paleis binnen en bracht Pertinax ter dood. De Praetorianen smachtten naar geld en besloten het keizerschap per opbod te verkopen. Uiteindelijk verkreeg Didius Iulianus de titel, nadat hij 25.000 sestertiën per man had betaald. De bevolking van Rome pikte de tirannie van de Praetorianen echter niet en riep de gouverneurs van de provincies te hulp. Clodius Albinus, gouverneur van Britannia, Pescennius Niger, gouverneur van Syria, en Septimius Severus, gouverneur van Pannonia Superior beantwoordden de oproep en werden door hun legioenen tot keizer uitgeroepen.

Septimius Severus was met zijn Donaulegioenen het dichtst in de buurt van de hoofdstad en kwam op 2 juni aan in Rome, waar hij de Praetorianen ontsloeg en liet vervangen door zijn eigen mannen. Pertinax' moordenaars en Didius Iulianus werden terechtgesteld. De Senaat, die liever Niger als keizer had gezien, werd gedwongen Severus tot keizer uit te roepen en Niger tot staatsvijand te verklaren. Severus kende Clodius Albinus de titel Caesar toe om hem zoet te houden. Hierdoor kon Severus zich geheel concentreren op Niger. In het voorjaar van 194 werd Niger na een harde strijd in Cilicië verslagen. In de herfst van 195 riep Severus zijn oudste zoon Caracalla uit tot Caesar uit en liet Clodius Albinus uitroepen tot staatsvijand. Na een moeizame oorlog van twee jaar kwam het op 19 februari 197 tot een beslissende slag nabij Lugdunum in het Rhônedal, waaruit de legioenen van Septimius Severus als overwinnaars tevoorschijn komen. Deze slag was de bloedigste veldslag die ooit tussen Romeinen onderling is uitgevochten.

Toen Septimius Severus eenmaal alleenheerser was, begon hij aan een zegerijke veldtocht tegen de Parthen. In 198 plunderden hij en zijn zonen Ctesifon, vermoordden de mannen van de stad en maakten de vrouwen en kinderen tot slaaf. Nooit zou een Romeins leger nog zo'n grote overwinning boeken in het Oosten. In het eerste decennium van de 3e eeuw werden zowel Caracalla als diens jongere broer Geta tot Augusti, medekeizers, verheven. Septimius Severus voerde ook oorlog tegen de Picten in het noorden van Britannia. Tijdens zijn verblijf in Eboracum overleed de keizer op 4 februari 211 op 65-jarige leeftijd.

Zijn beide zonen werden toen keizer, maar konden het niet goed met elkaar vinden. Beiden ambieerden het alleenheerserschap, vergaarden aanhangers en maken zich op voor een burgeroorlog. Bang voor de toenemende populariteit van zijn broer, liet Caracalla Geta in december 211 vermoorden. Hij kocht de Praetorianen om teneind dit stil te houden en liet 20.000 van Geta's aanhangers ombrengen. In 212 vaardigde Caracalla de beroemde Constitutio Antoniniana uit, waarin alle vrije mannen in het Rijk het Romeins burgerrecht verleend werd. In 213 voerde de keizer oorlog tegen de Germanen, gekleed in een caracallus (een Keltische soldatenmantel, waaraan de keizer zijn naam ontleende). In 214 vertrok de keizer naar het oosten, waar hij de eerste tekenen van een voortschrijdende geestesziekte vertoonde. Hij liet zijn leger de oorlog van Alexander de Grote, waarmee de keizer zich vereenzelvigde, naspelen. Toen hij in 215 Alexandrië bezocht, richtte hij een bloedbad aan onder de bevolking, omdat men hem zou hebben beledigd. In hetzelfde jaar kwamen in Rome de beroemde Thermen van Caracalla gereed. In 216 waren er schermutselingen met de Parthen. Toen de keizer op het punt stond het Parthenrijk binnen te vallen, werd hij op 8 april 217 het slachtoffer van complot dat beraamd was door zijn Praetoriaanse prefect, Macrinus.

Macrinus werd de nieuwe keizer en hij probeerde vrede te sluiten met de Parthen. Deze zagen dit als een teken van zwakte en vielen het Rijk binnen. Macrinus moest een nadelige vrede sluiten en verloor snel de steun van leger en volk. De machtige vrouwen van de Severische dynastie, Iulia Domna en Iulia Maesa, riepen hun neef Elagabalus uit tot keizer. In een veldslag op 8 juni 218 werd Macrinus verslagen en later gedood in Cappadocië.

Elagabalus was een aanhanger van de cultus van Deus Sol Invictus en trachtte deze godheid tot oppergod der Romeinen maken maar maakte zich daarbij volgens velen schuldig aan godslastering. Daarom werd de keizer op 11 maart 222 door de Praetoriaanse Garde vermoord en zijn lichaam werd in de Tiber gegooid.

Zijn neef Severus Alexander werd door zijn moeder, Iulia Mamaea, en de Garde tot keizer uitgeroepen. Hij regeerde het Rijk met behulp van zijn moeder; de kwaliteit van het bestuur nam weer enigszins toe. Veel mensen ergerden zich echter aan de macht van Iulia Mamaea. In 224 namen de agressieve Sassanidische Perzen o.l.v. Ardashir de macht over van de door Septimius Severus ernstig verzwakte Parthen. De oostgrens werd ernstig bedreigd en in 230 ging Mesopotamia voorgoed verloren. De oorlog tegen de Perzen werd weliswaar gewonnen, maar de problemen waren niet voorbij. Aan de Donaugrenzen roerden de Germaanse stammen zich weer, zodat in 235 de keizer weer aan de Donau moet optreden. Deze keer was de keizer echter uit op onderhandeling, zeer tegen de zin van zijn legioenen. De keizer en zijn moeder werden door muitende troepen o.l.v. Maximinus Thrax vermoord.


[bewerk] Crisis van de derde eeuw

Invasies van "barbaren" in het Romeinse RijkMaximinus Thrax (de Thraciër) was de eerste soldatenkeizer, d.w.z. keizers die door hun legioenen op de troon werden geplaatst. Hij stond bekend als de eerste barbaarse keizer. Hij hervatte de christenvervolging, die onder zijn voorganger beëindigd was. Hij had ook een hartgrondige hekel aan de adel en hij liet iedereen die hij van samenzweren verdacht zwaar vervolgen. In 235 mislukte een complot om de keizer af te snijden van zijn troepen in Germania, waar Maximinus Thrax tegen de Alemannen vocht. De keizer verdubbelde de soldij van zijn mannen, wat leidde tot een hogere belastingdruk voor zijn onderdanen. De belastingheffers werden steeds hardhandiger in het verkrijgen van de belastingen en in 238 riepen opstandelingen in Africa de proconsul Gordianus uit tot keizer Gordianus I, samen met diens zoon Gordianus II. De opstand werd echter op 12 april neergeslagen en de Gordiani komen om het leven. De Senaat, die keizer Maximinus tot staatsvijand had verklaard, kan niets anders doen dan de opstand voortzetten. De Senaat riep twee van haar eigen leden, Pupienus en Balbinus, uit tot keizer, maar dit viel in slechte aarde bij de Romeinse bevolking. Ook werd bekend dat keizer Maximinus met een leger op weg was naar Rome. Om de gemoederen te sussen werd de kleinzoon van Gordianus I door de Senaat uitgeroepen tot keizer Gordianus III. Pupienus stelde zichzelf aan het hoofd van een leger om Maximinus het hoofd te bieden, maar deze werd in de lente van 238 te Aquileia door zijn eigen legioenen vermoord.

Hoewel de bevolking opgelucht was dat Maximinus dood was, nam de onrust in de stad toe en Pupienus moest terugkeren om de orde te herstellen. Het wantrouwen tussen Pupienus en diens collega Balbinus bracht de Praetoriaanse Garde er toe de beide mannen op 29 juli te vermoorden. Gordianus III werd alleenheerser. Onder de nieuwe keizer leek de glorie van Rome zich te herstellen. De Goten en de Sarmaten werden teruggeslagen en de grenzen werden veiliggesteld. Toen de Sassaniden o.l.v. koning Shapur I de Eufraat overstaken, opende de keizer de deuren van de Tempel van Janus voor de laatste keer. De deuren van deze tempel bleven traditioneel in vredestijd gesloten en de definitieve opening luidde het definitieve einde van de Pax Romana in. De keizer stond onder de goede invloed van zijn mentor Thimestus en was erg geliefd bij de bevolking. Toen Thimestus stierf benoemde Gordianus Marcus Iulius Philippus Arabs (Philippus de Arabier) tot zijn nieuwe adviseur. Op 22 januari 244 stierf de geliefde keizer, mogelijk door toedoen van Philippus.

Philippus sloot een ongunstige vrede met Shapur om zich op de vestiging van zijn dynastie te richten. Van 245 tot 247 was de keizer aan het front aan de Donau, waar hij vocht tegen de Carpi en andere Germaanse stammen. Op 21 januari 248 werd het duizendste verjaardagsfeest van Rome (gesticht 753 v.Chr.) op grootse wijze geopend door de keizer. Er brak echter een opstand uit aan de Donaugrens en naburige stammen maakten gebruik van de gelegenheid om het Rijk binnen te vallen. Ook broeit het verzet in het oosten van het Rijk, waar zijn broer Priscus een wanbeleid voert. De opstand werd neergeslagen door de nieuwe commandant van de Moesische en Pannonische legioenen, Traianus Decius, die onmiddellijk door zijn legioenen tot keizer werd uitgeroepen. In de herfst van 249 troffen de legioenen van Philippus en Decius elkaar in Verona, waar Philippus sneuvelde.

Om de eenheid van het Rijk te bevorderen, eiste de nieuwe keizer dat iedereen de staatsgoden vereerde. De christenen weigerden en Decius begint de eerste grote, systematische christenvervolging. Decius was een capabele bestuurder, maar hij kan niet voorkomen dat de Goten het Rijk in 251 binnenvallen. Decius en zijn zoon liepen in een Gotische hinderlaag en sneuvelden in de strijd. Decius was de eerste keizer die in de strijd omkomt.

De gouverneur van Moesia, Trebonianus Gallus, werd door de legioenen tot keizer verheven en hij sloot een onvoordelige vrede met de Goten, waarbij werd afgesproken dat Rome elk jaar tribuut aan de Goten zouden betalen. Ondertussen gaat Rome onder een pokkenepidemie gebukt. Wanneer in 253 de commandant van de Donaulegioenen, Aemilianus, de tribuut die voor de Goten was bestemd onder zijn troepen verdeelde, werd hij terstond tot keizer verheven. Muitende troepen brengen Trebonianus Gallus en zijn zoon om het leven, maar de Senaat schuift een nieuwe keizer, Valerianus, naar voren om Aemilianus te verslaan. Deze werd door zijn eigen troepen vermoord.

Valerianus benoemde zijn zoon Gallienus tot medekeizer en gaf hem de heerschappij over het westen van het Rijk. Zelf heerst hij over het oosten. In 257 heroverde Valerianus Antiochië op de Perzen. Toen in 259 de Goten Asia Minor binnenvielen, maakte Shapur I daar gebruik van om Rome aan te vallen. Keizer Valerianus werd door Shapur gevangengenomen, een ware vernedering voor de keizer. Volgens de overlevering werd Valerianus door de koning als opstapje voor zijn paard gebruikt. In 260 stierfde vernederde keizer en hij werd door Shapur gevild, opgezet en in een tempel tentoongesteld. Gallienus had ondertussen de grootste moeite het Rijk bijeen te houden en verschillende usurpatoren roeren zich en één van hen, Postumus, sticht zelfs een rivaliserend rijk, het Gallische Rijk. Ondanks deze tegenslagen wist Gallienus het volk door middel van propaganda aan zijn kant te houden. Hij hervormde het Romeinse staatsbestuur en de macht van de Senaat werd zwaar verminderd. Hij maakt hierdoor veel vijanden en hij werd in september 268 vermoord.

Een van de samenzweerders werd de nieuwe keizer Claudius II. Hij moest de Alemannen in Noord-Italië het hoofd bieden, maar vooral de Goten eisten zijn aandacht op. Hij wist hen zware verliezen toe te brengen en kreeg de erenaam Gothicus. Door middel van onderhandeling werden heel Gallië ten oosten van de Rhône en de Iberische provincies, deel van het Gallische Rijk, weer deel van het Romeinse Rijk. Koningin Zenobia van Palmyra, een machtige Romeinse vazalstaat, verklaarde Palmyra onafhankelijk en bezette Egypte. Een hongersnood was het gevolg. In januari 270 raakte het leger van Claudius besmet met de pest. Claudius was een van de slachtoffers.

Na een korte heerschappij van Claudius' broer, Quintillus, werd Claudius' vriend en medesamenzweerder, Aurelianus, keizer. Hij herstelde het Rijk door de Alemannen wederom te verslaan en het Gallische Rijk en Palmyra werden weer in het gareel gebracht. Aurelianus was, net als Elagabalus voor hem, een aanhanger van Sol Invictus en wilde deze god tot staatsgod uitroepen. Hij vervolgde daarom de christenen. In 275 werd de keizer, op veldtocht in het oosten, vermoord.

De Senaat koos de oude senator Tacitus als keizer, maar hij was geen goede keuze omdat het Rijk een militair nodig had. Tacitus stierf het volgende jaar en na een korte regeerperiode werd zijn halfbroer Florianus door de succesvolle generaal Probus afgezet. Probus versloeg in 278 de Franken, de Vandalen en de Bourgondiërs. Toen hij in 283 de legioenen aan het werk wilde zetten aan civiele projecten werd hij door zijn eigen mannen vermoord, die vervolgens Carus uitriepen tot keizer. Carus slaat een Germaanse invasie terug, maar kwam om in een veldtocht tegen de Parthen. Zijn zonen Carinus en Numerianus bestuurden voor korte tijd het Rijk, maar het leger verhief op 20 november 284 Diocletianus tot keizer.


[bewerk] Dominaat en tetrarchie

[bewerk] Diocletianus en de vorming van de tetrarchie
Onder de heerschappij van Diocletianus veranderde het keizersambt volledig. In plaats van de republikeinse façade van het Principaat te handhaven, liet hij zich dominus (heer) noemen en heerste hij als een autocraat over het Rijk. Hij wilde de eenheid in het Rijk herstellen en de godsdienst moest daaraan bijdragen. Iedereen die de goden niet vereerde werd ter dood gebracht. De belangrijkste slachtoffers van deze politiek waren de christenen. Omdat het eenhoofdige bestuur herhaaldelijk tot problemen leidde, benoemde Diocletianus zijn vriend Maximianus tot Augustus en Caesar. Hij kreeg tevens het bestuur over de westelijke helft van het Rijk. Diocletianus regeerde over de oostelijke helft. Op 11 maart 293 benoemden Diocletianus en Maximianus twee opvolgers (Caesari) die ieder het bestuur kregen over een kwart van het Rijk. Maximianus benoemde Constantius I 'Chlorus' tot zijn Caesar, en Diocletianus Galerius. Zo werd het Rijk uiteindelijk bestuurd door vier (Grieks: tetra) heersers (Grieks: archein)

De tetrarchen zetelden in steden die dichterbij de grenzen liggen, zodat deze beter verdedigd konden werden. Diocletianus voerde ook een administratieve herindeling door. Er werden vier praefecturae opgericht, die overeenkwamen met de rijksdelen. Deze werden weer verder ingedeeld in 12 (later 15) diocesen. Veel van de oude provinciae werden verder opgedeeld zodat er uiteindelijk in 395 in totaal 120 provinciae ontstonden.

De hoofdsteden van de tetrarchie waren:

Nicomedia, de hoofdstad van Diocletianus en hoofdstad van de praefectura Oriens. De stad was gunstig gelegen t.o.v. de Donaugrens en de Sassaniden.
Mediolanum, de hoofdstad van Maximianus en de hoofdstad van de praefectura Italia. De stad lag dicht bij de Alpen en de Donaugrens.
Augusta Treverorum, de hoofdstad van Constantius I 'Chlorus' en de hoofdstad van de praefectura Gallia. De stad was een garnizoensstad in de buurt van de Rijngrens.
Sirmium, de hoofdstad van Galerius en de hoofdstad van de praefectura Illyricum. De stad lag aan de Donaugrens.
Hoewel de macht in handen was van vier mannen, zorgden de tetrarchen ervoor dat het Rijk als een eenheid functioneerde (patrimonium indivisum). Zo wist men een burgeroorlog zoals in de vijftig jaar daarvoor te voorkomen. Een voordeel van de tetrarchie was dat een oorlog op meerdere fronten daarmee effectiever gevoerd kon werden. Het Romeinse Rijk was altijd sterk als het zich op één front kon concentreren, maar als het van meerdere kanten tegelijk werd aangevallen bleek het zwakker te zijn dan gedacht.

Op 1 mei 305 traden Diocletianus en Maximianus af. Galerius en Constantinus I 'Chlorus' werden Augusti van respectievelijk het oosten en het westen van het Rijk. Maximinus II Daia en Flavius Valerius Severus werden de Caesari van respectievelijk Galerius en Constantinus.


[bewerk] Het einde van de tetrarchie
Het nieuwe staatsbestel raakte ernstig in de problemen toen Constantinus op 25 juli 306 stierf. Hoewel Constantinus werd opgevolgd door de caesar Severus II, kwam de zoon van Maximianus, Maxentius, in opstand. Galerius, de augustus van het oosten, stuurde Severus een hulpleger. De troepen, die nog onder Maximianus hadden gediend, werden omgekocht door Maxentius. Severus werd gevangengenomen en later ter dood gebracht. Ongeveer tegelijkertijd riepen de troepen van Constantinus I diens zoon Constantijn uit tot augustus. Maximianus voerde ook deze titel, en verleende hem ook aan zijn zoon.

In 308 organiseerde Diocletianus, die afstand van de macht had gedaan, een keizersconferentie te Carnuntum om de verwarring en burgeroorlogen te beëindigen. Op deze conferentie werd besloten dat Galerius augustus zou blijven in het oosten met Maximinus Daia als caesar. In het westen moest Licinius Maxentius bestrijden als augustus en Constantijn werd als caesar van het westen erkend. Maximianus en Maxentius werden afgezet. Deze weigerden dit te aanvaarden. Ook Constantijn en Maximinus Daia weigerden onder Licinius te dienen. Een jaar later werden Constantijn en Maxentius tot augusti verheven.

In 310 liet Constantijn Maximianus wurgen. Een jaar later stierf Galerius. Op 28 oktober 312 vond de slag bij de Milvische brug (nabij Rome) plaats. Maxentius had hier een numeriek overwicht. Constantijn zou gedroomd hebben dat er een Labarum (teken) aan de hemel verscheen en dat een stem de woorden sprak: "in hoc signo vinces" (In dit teken zult gij overwinnen). Constantijn liet zijn mannen het kruisteken op hun schilden aanbrengen. Tegen de verwachting in werd de slag door Constantijn gewonnen. Volgens de christelijke overlevering zou Constantijn dit als teken hebben opgevat dat de christelijke god hem de overwinning had geschonken. Constantijn werd de eerste christelijke keizer. Toen Licinius een jaar later Maximinus Daia versloeg en tot zelfmoord dwong, betekende dit het einde van de tetrarchie.


[bewerk] De heerschappij van Constantijn de Grote en zijn nakomelingen
De beide Augusti kwamen overeen het Edict van Milaan uit te vaardigen, waarin godsdienstvrijheid in heel het Romeinse Rijk werd ingesteld. De christenvervolgingen werden direct beëindigd.

De vrede tussen de beide Augusti was van korte duur. Al in 316 barstte de strijd los over de Balkan. In 324 kwam het nabij Adrianopel tot een veldslag, waarbij Licinius om het leven kwam. Hiermee werd Constantijn alleenheerser over het rijk. Hij merkte op dat Rome had afgedaan als hoofdstad van het Rijk. Hij stichtte daarom op de plaats van de Griekse kolonie Byzantium een nieuwe hoofdstad met de naam Nova Roma. Later zou de stad Constantinopel genoemd werden, naar zijn stichter. De nieuwe stad was gelegen aan de Bosporus, de zeestraat die de Zwarte Zee verbindt met de Middellandse Zee. In Byzantium kwamen verschillende handelsroutes, zowel ter land als ter zee, samen.

Als eerste christelijke keizer bemoeide Constantijn zich intensief met leerstellige aangelegenheden van het christelijk geloof en met de kerk als geheel. Toen het christendom zo plotseling een plaats van betekenis had verworven, ontstonden er ook meningsverschillen binnen de kerk. De priester Arius stelde dat Christus wel menselijk was, maar niet goddelijk. Om deze en andere meningsverschillen op te lossen, riep de keizer de christelijke bisschoppen bijeen in het Concilie van Nicaea. Het arianisme werd tot ketterij verklaard. De keizer bouwde, onder invloed van zijn moeder Helena, ook veel kerken, waaronder de Sint-Pietersbasiliek in Rome en de Heilige Grafkerk in Jeruzalem.

Constantijn hervormde ook het Romeinse leger. Het was duidelijk geworden dat de Romeinse legionairs niet optimaal de limes konden verdedigen. Constantijn deelde het leger in in twee soorten troepen: limitanei, mobiele grenstroepen van lage kwaliteit, en comitatenses, het geregelde leger dat in de provincies was gestationeerd.

In 307 trouwde Constantijn met Flavia Maxima Fausta, dochter van zijn tegenstander Maximianus van Syrië. Vanwege een complot doodde hij Fausta's vader in 310 en in 312 haar broer, wiens hoofd hij op een stok prikte en daarmee door de straten ging. De keizer kreeg twee dochters, Constantina en Helena en vier troonopvolgers: Crispus, een buitenechtelijke zoon, Constantijn II, Constantius II en Constans. In 326 liet Constantijn zowel Crispus als zijn vrouw Flavia Maxima Fausta executeren, waardoor er drie troonopvolgers overblijven. (Een waardevol kunstwerk, 'De Grote Camee', waar het gezin was gezeten in een strijdwagen, is te zien in het Rijksmuseum te Leiden. Nadat het aan boord van de Batavia in zee verdween, vond men het terug en na vele omzwervingen kwam het terug naar Nederland.) Na de dood van Constantijn op 22 mei 337 laaide een strijd om de troon op.

De drie zoons verdeelden het Rijk onder elkaar: Constantijn II kreeg de heerschappij over Britannia, Gallia, Hispania en een stuk van Mauretania. Constans heerste over Italia, Africa, Illyricum, Macedonia, en Achaea. Constantius II zwaaide de scepter over het oosten van het Rijk.

In 340 kwam Constantijn II om het leven in een veldslag te Aquileia tegen zijn broer Constans, die de gebieden van Constantijn overnam. Constans begon echter tirannieke trekken te vertonen en in 350 stond de usurpator Magnentius op. Constans werd verslagen en gedood. Na een strijd van enkele jaren wist Constantius II de usurpator te verslaan. Hij benoemde zijn neef Julianus Apostata tot Caesar, maar deze werd zo succesvol dat hij door de troepen in Gallia tot keizer werd uitgeroepen. Tot een burgeroorlog kwam het echter niet, want op 3 november 361 stierf Constantius II.

Julianus wilde, hoewel hij een christelijke opvoeding had genoten, de heidense eredienst herstellen. Hij kreeg daarom de bijnaam Apostata (de Afvallige). Hij vervolgde de christenen niet, maar probeerde verdeeldheid te zaaien onder de christenen. In 363 viel hij het Sassanidenrijk binnen, maar raakte dodelijk gewond in een veldslag aan de Tigris. De troepen riepen de commandant van de Praetoriaanse garde, Jovianus, uit tot keizer. De oude keizer werd gedwongen een nadelige vrede te sluiten met de Perzen om zijn uiteengeslagen leger terug thuis te krijgen. Op 17 februari 364 overleed Jovianus.


[bewerk] Splitsing, verval en ondergang van het Rijk

[bewerk] 1ste splitsing van het Rijk en hereniging onder Theodosius de Grote
Na de dood van Jovianus koos het leger Flavius Valentinianus tot keizer. Om het leger aan zijn kant te houden, benoemde Valentinianus zijn broer, Valens, tot eerste keizer van het Oost-Romeinse Rijk. Valentinianus boekte veel succes tegen de Germanen, maar het leger was ontevreden over zijn zoon Gratianus, die weinig militaire vaardigheden bezat. Valentinianus staat bekend vanwege zijn driftbuien en op 17 november 375 resulteerde een van deze driftbuien in een hersenbloeding. Het leger riep op 22 november de vierjarige zoon van de keizer, Valentinianus II uit tot opvolger. Hij moest echter de heerschappij delen met Gratianus.

In het Oosten kwam de regering van Valens op 9 augustus 378 aan een gewelddadig einde toen hij sneuvelde in de Slag bij Adrianopel. Hij werd opgevolgd door Theodosius I, die later de Grote genoemd zou worden. In 383 werd Gratianus vermoord door de usurpator Magnus Maximus. Valentinianus II kon verder regeren in Italia tot 387 totdat Magnus Maximus hem verdreef. Lang kon Magnus Maximus niet genieten van het keizerschap, want Theodosius versloeg zijn leger in Aquileia en Maximus vond de dood. Valentinianus II kon verder regeren, maar pleegde in 392 zelfmoord. De Frankische magister militum Arbogast zette vervolgens Flavius Eugenius op de West-Romeinse troon. Eugenius werd echter niet erkend door Theodosius en in 394 werd hij door Theodosius verslagen, die toen het hele Rijk onder zijn heerschappij herenigde.

Theodosius was een overtuigd (Trinitair) christen en hij verhief het christendom tot officiële staatsgodsdienst. Het heidendom werd uit het openbare leven verbannen. Een van de maatregelen die Theodosius hiertoe nam was het verbieden van het aloude Griekse sportevenement, de Olympische Spelen. Theodosius was de laatste Romeinse keizer van formaat, maar hij kon niet voorkomen dat de Visigoten onder leiding van Alarik I zich in het Romeinse Rijk vestigden. Later zou dit desastreuze gevolgen hebben. Op 17 januari 395 overleed de keizer te Mediolanum (Milaan).


[bewerk] De definitieve splitsing
Na de dood van Theodosius werd het Rijk weer in tweeën gesplitst. Het West-Romeinse Rijk werd bestuurd door zijn jongere zoon Honorius en het Oost-Romeinse Rijk werd geregeerd door zijn oudste zoon Arcadius. Honorius was een zeer zwakke man en het bestuur kwam al snel in handen van magister militum Flavius Stilicho, een geromaniseerde Vandaal. In 397 slaagde Stilicho erin om de Visigoten onder Alarik te verslaan in Macedonia. De veldheer werd het slachtoffer van intriges aan het West-Romeinse hof, dat vol zat met mensen die Stilicho haatten en vreesden vanwege zijn afkomst en zijn ariaanse geloof. In 408 verspreidden zijn vijanden het gerucht dat Stilicho Alarik land zou geven in Gallia. De troepen in Ticinum, d.i. de huidige stad Pavia in de Povlakte, sloegen aan het muiten terwijl Stilicho in Ravenna, de nieuwe hoofdstad van het West-Romeinse Rijk, gevangengenomen werd. Hierna werden de vrouwen en kinderen van de foederati, barbaren in Romeinse dienst, afgeslacht. Deze schaarden zich achter Alarik en op 24 augustus 410 trokken de Visigoten Rome binnen, waar ze zich drie dagen te buiten gaan met plunderen. Voor het eerst sinds 387 v.Chr. zijn er vijandelijke troepen in de stad en dit brengt een geweldige schok teweeg in de klassieke wereld. Hoewel het Rijk nog een halve eeuw zal standhouden, beschouwen veel historici de plundering als het de facto einde van het Romeinse Rijk. Volgens een legende zou de wereldvreemde Honorius het belang van deze gebeurtenis niet ten volle begrepen hebben. Toen boodschappers hem in Ravenna kwamen vertellen dat Rome "ten onder was gegaan" zou hij gedacht hebben dat zijn favoriete kip, ook Rome geheten, was omgekomen, waarover hij zich verbaasde omdat hij haar pas gevoederd had. Later dat jaar trok Honorius de Romeinse legioenen terug uit Britannia. Naar de bewoners van Britannia stuurde hij een brief waarin hij hen meedeelde dat ze zelf maar hun provincie moesten besturen. Voor de rest van zijn regering had Honorius problemen met de Visigoten die, na de dood van Alarik in 410, een rijk hadden gesticht in het zuiden van Gallia. In 423 stierf de kinderloze Honorius.

In het Oosten was Arcadius een even beïnvloedbaar man, maar hij benoemde zijn prefect Anthemius tot regent en deze diende hem trouw. Het Oost-Romeinse Rijk was dan ook nog sterk toen Arcadius in mei 408 stierf. Hij werd opgevolgd door zijn zevenjarige zoon Theodosius II. Theodosius II stond erg onder de invloed van zijn oudere zus Pulcheria. In 414 werd Anthemius de laan uit gestuurd en werd Pulcheria benoemd tot Augusta, en de medekeizerin van Theodosius. Zij zou tot de dood van haar broer grote invloed blijven uitoefenen op het beleid van Theodosius, vooral op religieus gebied. Onder haar invloed verbood Theodosius de leer van Nestorius en werden synagoges verwoest. Op politiek gebied vatte Theodosius de wetten van Constantijn de Grote samen in de Codex Theodosianus. Ook richtte de keizer de Universiteit van Constantinopel op. In 450 kwam de keizer om na een val van zijn paard. Hij werd opgevolgd door Marcianus, die trouwt met Pulcheria.

In het Westen werd Honorius opgevolgd door Johannes, die echter niet door Theodosius II werd erkend en daarom als usurpator werd betiteld. Johannes probeerde zich met hulp van de generaal Flavius Aëtius staande te houden, maar werd in 425 verslagen en gedood voordat Aëtius met een Hunnenleger te hulp kan komen. Er werd overeengekomen dat Valentinianus III keizer werd van het West-Romeinse Rijk, Aëtius zijn magister militum werd en dat de Hunnen werden afbetaald. Omdat Valentinianus nog maar 6 jaar oud was, nam zijn moeder, Galla Placidia, de regering waar. Valentinianus ontwikkelde zich tot een uitermate verwende, verwijfde en zwakke keizer. De macht kwam uiteindelijk steeds meer in handen te liggen van Aëtius. Het West-Romeinse Rijk begon steeds sneller uiteen te vallen. De Vandalen onder koning Geiserik veroverden in 429 Africa, de graanschuur van het West-Romeinse Rijk. In Hispania komen steeds meer gebieden in handen van de Sueven en de Visigoten. Gallia werd overspoeld met Franken, Alanen, Visigoten en Bourgondiërs. In 451 behaalde Aëtius nog wel een laatste grote Romeinse overwinning in Gallia tijdens de Slag op de Catalaunische velden, waar hij de gevreesde Attila de Hun versloeg. Door zijn aldus ontstane grote macht maakte Aetius echter veel vijanden aan het West-Romeinse hof, waaronder de keizer. Hij werd in 454 in opdracht van de keizer vermoord. Een jaar later werd ook de keizer zelf vermoord, door de troepen van Aëtius.


[bewerk] Ondergang van het Rijk
De patriciër Petronius Maximus, die betrokken was bij zowel de moord op Aetius als die op de keizer, volgde Valentinianus op. Om zijn heerschappij te legitimeren, trouwde hij met Eudoxia, de vrouw van Valentinianus. Zij riep echter de hulp in van Geiserik en zijn Vandalen. In mei 455 plunderden de Vandalen Rome. Hun plunderingen waren zo gewelddadig, dat het woord Vandaal synoniem werd voor een persoon die op gewelddadige wijze andermans bezittingen vernielt. Petronius Maximus werd door zijn eigen troepen vermoord toen hij probeerde te vluchten.

Zijn magister militum Avitus werd vervolgens keizer, maar die werd in 456 al afgezet door Ricimer, de nieuwe Visigotische magister militum. Omdat Ricimer als Germaan nooit Romeins keizer kon worden, zette hij een reeks marionetten op de troon, die geen van allen door de Oost-Romeinse keizers werden erkend. Zijn eerste marionet was Majorianus, een succesvol generaal. Hij wist een aantal overwinningen te boeken op de Vandalen en de Visigoten, maar toen een grote Romeinse vloot bij Cartagena in Hispania door Geiserik werd vernietigd, was Maiorianus' reputatie bij het leger gekelderd. In 461 liet het leger onder Ricimer hem afzetten en vermoorden. Ricimer benoemde Libius Severus tot nieuwe keizer, maar in 465 stierf die al. Na een interregnum van twee jaar benoemde Ricimer Anthemius tot keizer. Anthemius probeerde tevergeefs de strijd aan te binden met de Vandalen. Na het falen van de expeditie tegen de Vandalen, werd ook Anthemius in 472 door Ricimer afgezet. De nieuwe marionet, Olybrius, stierf al na enige maanden. Ook Ricimer was inmiddels gestorven. Glycerius volgde Olybrius op, maar de Oost-Romeinse keizer Leo I stuurde Julius Nepos in 474 met een leger naar Ravenna om de macht over te nemen. Ondertussen bestond het West-Romeinse Rijk alleen nog maar uit Italia en kleine delen van Gallia. Toen de Vandalen het Rijk opnieuw aanvielen, begon Julius Nepos de controle over Italia te verliezen. Toen hij de Germaan Orestes tot magister militum benoemde, pleegde deze op 28 augustus 475 een staatsgreep en zette zijn zoon Romulus Augustulus op de troon. Nepos bleef veel macht uitoefenen vanuit zijn ballingsoord in Dalmatia. De Germanen onder de Heruul Odoaker grepen op 23 augustus 476 de macht. Odoaker stuurde de keizerlijke regalia naar de Oost-Romeinse keizer Zeno, waarmee Zeno de enige Romeinse keizer werd. Het jaar 476 werd dus gezien als het einde van het Romeinse Rijk. Het Oost-Romeinse Rijk veranderde in een Grieks rijk en bleef nog tot 29 mei 1453 bestaan.

Van het einde van het Rijk merkten gewone mensen erg weinig. De Romeinen bleven hun leven op dezelfde manier leiden als voorheen. Odoaker liet zich uiteindelijk tot koning van Italië kronen, maar in 493 veroverde de Ostrogoot Theodorik de Grote Italië.


[bewerk] De Oost-Romeinse en Byzantijnse rijken na de val van het West-Romeinse Rijk
Zie Byzantijnse Rijk voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Na de val van het West-Romeinse rijk was de Oost-Romeinse keizer de wettige erfgenaam over het gehele Romeinse rijk. Keizer Justinianus I had de ambitie om de oude gebieden van het West-Romeinse Rijk te heroveren en hij viel dan ook de nieuwe Germaanse landen van de Oostgoten en Vandalen aan die zich op Romeins grondgebied in Italië en Tunesië hadden gevestigd. De Vandalen werden verslagen en hun rijk werd aan de Oost-Romeinen onderworpen. De Oostgoten verloren Zuid-Italië en belangrijke steden als Rome, Venetië en Ravenna aan de Byzantijnen. Het Exarchaat van Ravenna werd onder Byzantijns oppergezag gevestigd met aan het hoofd een exarch (gouverneur). In Spanje boekte Justinianus succes tegen de Visigoten. Deze westerse bezittingen bleven echter niet lang in handen van de Byzantijnen, want de Langobarden overspoelden Italië en wisten het grootste deel ervan te veroveren, slechts de belangrijkste steunpunten zoals Rome, Ravenna, Venetië en Sicilië bleven in handen van de Oostromeinen. Spanje ging wederom verloren.

Tegen de tijd dat keizer Herakleios de troon besteeg was het Oost-Romeinse Rijk veranderd van een Romeins rijk in een Grieks rijk en het rijk werd voortaan vernoemd naar de oorspronkelijk Griekse naam van Constantinopel, Byzantium. Herakleios leidde het Byzantijnse Rijk in succesvolle maar uitputtende oorlogen tegen de Perzen. Door de oorlogen werd het steeds moeilijker de grenzen te verdedigen en de Arabieren maakten daar tijdens hun grote inval in 636 handig gebruik van. Het kwam tot een treffen bij de rivier de Jarmuk. De snelle en goed bewapende Arabieren waren echter verre superieur aan de logge Byzantijnse legers.[bron?] Na slechts enkele weken van strijd moest het Byzantijnse Rijk Egypte, Syrië en Palestina opgeven aan de zegevierende Arabieren, slechts Turkije (Anatolië) werd niet onderworpen aan de oosterlingen.

Vele jaren sleepten de strijd tussen Romeinen en Turken zich voort, en in het noorden en westen werden steeds meer vreemdelingen kenmerkend voor de politiek van Byzantium. Venetië wist van de Byzantijnen af te komen en werd een sterke concurrerende zeemogendheid, en de Italiaanse bezittingen als Rome en Sicilië werden door Langobarben en Normandiërs afgenomen. Bulgaren en Serven ontnamen grote delen van het Oost-Romeinse gebied op de Balkan, en belegerden zelfs tijdelijk Constantinopel. Tegelijkertijd trokken Turken Anatolië binnen en na de verloren Slag bij Manzikert in 1071 werden de Byzantijnen uit Centraal-Anatolië verdreven, zodat alleen een halve maan rond de Anatolische kusten in handen van de Romeinen bleef.

Nu vroeg de Byzantijnse keizer de westerse christenen om hulp tegen de Turken in Anatolië en Syrië, om zo de eer en het schild van de Romeinen te herstellen en de christenheid te doen overwinnen op de Islam. Deze eerste kruistocht verliep goed voor de Byzantijnen: ze kregen het gezag over Anatolië terug, en wisten hun macht uit te breiden. In 1187 ontstonden er problemen in het door Byzantium bezette Bulgarije en na een korte strijd herwonnen de Bulgaren hun onafhankelijkheid. Doordat Byzantium de Bulgaren niet de baas kon, ontstond er ook verdeeldheid aan het hof. Intussen was Venetië nog machtiger geworden en toen de Vierde Kruistocht in 1204 voor de poorten van Constantinopel verscheen, zette de sluwe Venetiaanse doge Enrico Dandolo de kruisvaarders aan tot het innemen van de stad. De Byzantijnse keizer werd uit de stad verdreven en de Vlaamse graaf Boudewijn IX werd keizer van het zogenaamde Latijnse Keizerrijk. Dit rijk was een kruisvaarderstaat gelegen rondom Constantinopel. In de gebieden die in handen van de Byzantijnen bleven werden drie Griekse staatjes gevormd: het Despotaat Epirus, het Keizerrijk Trebizonde en het Keizerrijk Nicea. In 1205 viel Bulgarije het Latijnse Keizerrijk aan en Boudewijn werd vermist in de strijd en nooit meer teruggevonden. In 1261 heroverde de heerser van Nicaea, Michaël Palaiologos Constantinopel, werd Epirus verslagen en het Byzantijnse Rijk hersteld.

In de 14de eeuw verloor Byzantium nog meer gebieden aan de Ottomaanse Turken en in 1440 waren alleen de Morea en Constantinopel zelf nog Byzantijns. Op 2 april 1453 sloeg de Ottomaanse sultan Mehmet II het beleg voor Constantinopel en na een felle verdediging viel de stad op 29 mei 1453 in handen van de Turken. Het laatste bolwerk van het Romeinse Rijk was gevallen en na de inname van Morea in 1460 en Trebizonde in 1461 was er niets meer dat nog in Romeinse handen was. Het Romeinse Rijk was nu definitief voorbij.

Belangrijke delen van de economische en intellectuele elite vluchtten tijdens de laatste jaren uit Constantinopel. Zij vestigden zich voornamelijk in het noorden van Italië. Hier begon een periode van hernieuwde belangstelling in West-Europa voor de Romeinse en Griekse cultuur, de Renaissance.