Saturday, January 26, 2008

Eindelijk gevonden Jaartelling....

Kalenders en jaartelling

Onze huidige westerse kalender heeft een voorgeschiedenis van enkele duizenden jaren. Er zitten allerlei culturele en levensbeschouwelijke elementen in. Dat onze laatste millenniumwisseling in 2000 viel, is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Want volgens de joodse kalender was het toen 5760, volgens de hindoe-kalender 2457 en de islamitische kalender gaf toen het jaar 1421 aan. Dat heeft weer alles te maken met de keuze van het 'nulpunt': het begin van een nieuwe dag, het begin van de jaartelling en het begin van een nieuw jaar.
Voor ons begint de nieuwe dag telkens om 12.00 uur middernacht .Dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Want in de joodse cultuur wordt de ondergang van de zon als nulpunt gekozen: de joodse sjabbat begint dus al vrijdagavond. Hindoeïsten daarentegen beschouwen het opkomen van de zon als het begin van de nieuwe dag.
Voor ons begint het nieuwe jaar op 1 januari, maar in de Romeinse tijd viel het begin van het nieuwe jaar niet op 1 maart. Vandaar dat november (novem = negen) en december (decem = 10) niet de laatste twee maanden van het jaar waren, zoals wij in onze westerse kalender gewend zijn.
En tenslotte is het nulpunt qua begin van de jaartelling verschillend: in onze westerse cultuur is het geboortejaar van Jezus Christus (het jaar 0) het uitgangspunt. Maar in de islam wordt de Hidjra (emigratie van de profeet Mohammed) als uitgangspunt voor de jaartelling genomen.
En om het allemaal nog ingewikkelder te maken: sommige volken en culturen nemen de omlooptijd van de aarde om de zon (ongeveer een jaar) als uitgangspunt voor hun kalender, andere de omlooptijd van de maan om de aarde (ongeveer een maand).
Al deze verschillende uitgangspunten hebben in de loop der eeuwen voor de nodige problemen in kalenders en jaartellingen gezorgd.


Achtergrondinformatie


Christelijke kalender
Joodse kalender
Islamtische kalender
Boeddistische- en Hindoekalender


Christelijke kalender
De Westerse jaartelling wordt momenteel vrijwel overal ter wereld gebruikt. Het systeem is gebaseerd op het begin van het christendom, de geboorte van Jezus Christus: AD (Anno Domini = in het jaar van Onze Heer, = n. Chr.). De jaren daarvoor worden aangeduid als v. Chr.
Het indelen van het jaar is door de eeuwen heen nogal lastig gebleken. De oude Romeinen kenden oorspronkelijk een kalender met twaalf maanden, gebaseerd op de cyclus van de maan. Maar omdat maan-maanden niet precies overeenkwamen met de omlooptijd van de aarde om de zon, liep het verschil na een aantal jaren tot bijna een maand op. Daarom werd ter compensatie geregeld een schrikkelmaand ingevoerd. Maar erg secuur waren al die berekeningen niet. Daarom stelde Julius Caesar stelde in 46 v. Chr. de Juliaanse kalender in. Hij bepaalde dat het jaar voortaan zou beginnen in januari en dat er om de vier jaar een schrikkeldag zou worden ingevoerd. Geleerden van toen gingen er van uit, dat een jaar 365 dagen en 6 uren telde (de tijd die de aarde nodig had om een baan om de zon af te leggen). Dat betekende dat men eens in de vier jaar (4x6uur=24 uur) een dag extra nodig had: een schrikkeldag (29 februari). In werkelijkheid duurt een jaar echter 365,2422 dagen (nog preciezer: 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 45 seconden); daardoor ontstond er in de loop der jaren een verschil van 10 dagen.
Paus Gregorius XIII loste dit probleem in 1582 op door de kalender 10 dagen te verzetten (na 4 volgde 15 oktober) en elke 400 jaar drie schrikkeljaren te laten uitvallen. Daarom zijn de jaren 1700, 1800, 1900 en 2000 geen schrikkeljaren: een schrikkeljaar moet deelbaar zijn door 4 en als het een eeuwjaar is deelbaar door 400. Met deze maatregel stelde paus Gregorius XIII in 1582 de kalender in zoals we die nu kennen. Niet dat die meteen door iedereen erkend en gebruikt werd, want in de protestantse gedeelten van Nederland, Duitsland en Zwitserland duurde het nog tot 1700 voor men die kalender accepteerde en in gebruik nam. En Rusland volgde pas een jaar na de communistische revolutie in 1917.
De kalender die paus Gregorius invoerde, noemen we ook wel de burgerlijke kalender. Deze burgerlijke kalender wijkt (tot op de dag van vandaag) af van de kerkelijke kalender, waar het begin van het jaar valt op de eerste zondag van de advent (vier weken voor Kerstmis).
Een verdeling in weken van zeven dagen kende men ten tijde van de Romeinen aanvankelijk niet niet. Pas toen keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst verhief, ontstond pas het zevendaags weekritme, waarbij de zondag als rustdag werd beschouwd. De dag indelen in vaste dagdelen en uren was tot in de middeleeuwen niet gebruikelijk. Met de uitvinding van het uurwerk (veertiende eeuw) werd dat een stuk gemakkelijker: een dag bestond voortaan uit twee keer twaalf uren.


Joodse kalender
In het Westen gebruiken we een zonnekalender, waarin 365,25 dagen per jaar gaan. De joodse kalender is echter gebaseerd op de maan. Een maand loopt van nieuwe maan tot de volgende nieuwe maan en duurt 29 of 30 dagen, de tijd die de maan nodig heeft om een volledige baan om de aarde af te leggen: 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en 2,8 seconden. Per 12 maanden zijn dat ongeveer 354 dagen, 11 dagen korten dan een zonnejaar. Door zeven keer in 19 jaar een extra maand (een soort "schrikkelmaand") toe te voegen worden zonne- en maankalender in evenwicht gebracht. Anders zouden de joodse religieuze feestdagen, die vaak sterk met de landbouw/oogst verbonden zijn, op den duur niet langer in het juiste jaargetijde gevierd kunnen worden. Daarom voegden de religieuze autoriteiten, wanneer ze zagen aankomen dat Pesach te vroeg zou vallen wanneer men uitsluitend met maanmaanden zou rekenen, na de stand van zaken binnen akkerbouw en veeteelt te hebben onderzocht een schrikkelmaand (dertiende maand) in.
Omdat joden een maankalender volgen, tellen ze feitelijk niet de dagen, maar de nachten. De sjabbat (wekelijkse rustdag) begint dan ook op het moment dat op vrijdagavond de zon is ondergegaan en duurt tot het moment dat op zaterdag de zon ondergaat. Vroeger begon een maand wanneer in Jeruzalem een nieuwe maan was gesignaleerd. Men baseerde zich daarvoor op getuigenverklaringen en maakte met behulp van vuursignalen in heel Palestina het begin van de nieuwe maand bekend. Omdat joden buiten Palestina (het toenmalige Israël) niet precies wisten wanneer die nieuwe maan zou komen, zond men vanuit Palestina aan het begin van maanden waarin belangrijke feesten gevierd werden, boden naar de buurlanden om te vertellen dat de nieuwe maan er was.
De joodse jaartelling begint natuurlijk niet met de geboorte van Jezus Christus. Joden laten hun jaartelling beginnen in het jaar waarvan ze denken dat het het scheppingsjaar is: 3760 jaar vóór onze jaartelling. Om het gebruikelijke kalenderjaar uit te rekenen moeten we 4000 jaar van het joodse jaartal af tellen en dat getal vermeerderen met 240. Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat het joodse jaar van september tot september loopt. Tussen september en januari (als het joodse jaar dus al begonnen is), tellen we dan niet 240, maar 239 bij het westerse jaartal op. Omrekenvoorbeeld: joods jaar 5762 – 4000 = 1762 + 240 = westers kalenderjaar 2002. Het joodse jaar wordt niet aangegeven als "Anno Domini" (AD: in het jaar van de Heer, met het geboortejaar 0 van Jezus Christus als beginpunt), maar als "Anno Mundi" (AM: in het jaar van de wereld, met het scheppingsjaar 3760 als beginpunt).


Islamtische kalender
Moslims volgen de maan-maanden als basis voor hun kalender. Een maanjaar is ongeveer 11 dagen korter dan het gewone jaar van 365 dagen. Omdat er geen correctie plaatsvindt in relatie tot het zonnejaar (dus geen dertiende maand om de zoveel tijd wordt ingevoerd), worden islamitische feestdagen elk jaar dus op een ander tijdstip in het "gewone" jaar gevierd. De Ramadan (vastenperiode) valt daarom wisselend in lente, zomer, herfst of winter.

De islamitische kalender start in het jaar van Hidjra (emigratie), toen de profeet Mohammed de stad Mekka verliet om in Medina de eerste islamitische gemeenschap te stichten. Moslims noemen dat jaar 1 AH (Anno Hegirae = het jaar van de Hidjra). In de christelijke jaartelling is da 622 (AD, n. Chr.).
Voor het omrekenen van een "christelijk" naar een "islamitisch" jaar kunnen de volgende twee formules worden gebruikt: (C = christelijk jaar; H = islamitisch jaar):


omrekenen van islamitisch naar christelijk jaar: C = H + 622 – (H : 33)

omrekenen van christelijk naar islamitisch jaar: H = C – 622 + {(C – 622):33}

Voorbeeld: in welk jaar leven we momenteel volgens de islamitische jaartelling? Antwoord:
2002 – 622 + {(2002 – 622) : 33} = 1380 + (1380 : 33) = 1380 + 42 = 1422.


Boeddistische- en hindoekalenderkalender
Van een aparte boeddhistische en hindoe-kalender is niet echt sprake; wel zijn er enkele bijzonderheden van aan te geven.
De hindoeïstische kalender is tamelijk ingewikkeld, omdat deze zowel rekening houdt met de maanstanden als met het zonnejaar. Het hindoe-jaar begint in de lente en de religieuze kalender telt twaalf maanden (maan-maanden). Iedere maand loopt van volle maan tot volle maan (29½ dag) en wordt verdeeld in een lichte en een donkere helft. In het dagelijks leven gebruiken Hindoes dezelfde kalender als iedereen. Ze gaan daarom voor het gemak uit van 30 dagen per maand en nummeren om de twee maanden de 28e dag dubbel: 27/28. Een periode van twaalf maanden heet een "pattra" en telt voor één dag in een godenjaar. Eén godenjaar staat voor 360 Hindoejaren. Twaalfduizend van deze godenjaren vormen een cyclus van tijdperken of yuga's. Het hindoeïstische jaar 2459 staat gelijk met "ons jaar" 2002. Start men vanuit een ander 'nulpunt' (bv. in 57 v. Chr., toen koning Vikram een hindoeïstische jaartelling invoerde, genoteerd met AV – Anno Vikram – ), dan staat 2002 gelijk met het AV-jaar 2064.
Het (zuidelijk) boeddhisme volgt een maankalender, terwijl het noordelijk boeddhisme met een zonnekalender rekent. Boeddhisten beginnen hun jaartelling bij de geboorte van de Boeddha. Wanneer dat jaar als nulpunt wordt genomen, staat "ons jaar" 2002 gelijk met het boeddhistische jaar 2537.


Literatuur
Voor meer achtergrondinformatie over diverse kalenders en jaartellingen zie:
Besten, G. den, Th. Paping & H. Pol (1987; 1990). Mens en medemens. Geestelijke stromingen in onze samenleving. Groningen : Wolters-Noordhoff (blz. 81-94).
Verbeek, C. & M. Poort-Mittendorff (1987). Wat mensen beweegt. Geestelijke stromingen, deel 3: Leven van alledag. Gooi en Sticht : Hilversum.
Eijk, I. van (1993). Van Allerheiligen tot Sint Juttemis. Achtergronden van onze feestdagen. Kosmos : Utrecht/Antwerpen (blz. 11-14)
Kaathoven, Henk v. (z.j.). Klokken en kalenders. De tijd wereldwijd. CMO : Nijmegen (Postbus 9108, 6500 HK Nijmegen, tel. 024 – 361 30 74, www.cmo.nl)