'Nederland moet Rijn ombuigen' 5-04-07
Om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te bieden, moet Nederland de Rijn ombuigen, via de IJssel naar het IJsselmeer. Ook moet er de mogelijkheden worden gecreëerd om grote stukken land onder water te zetten.
Dat is de belangrijkste conclusie uit de nieuwste berekeningen van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP).
Het grootste probleem van de klimaatverandering zit hem volgens het MNP niet in de zeespiegelstijging, maar in de afwatering van de grote rivieren.
Kwetsbaar
Uit het rapport blijkt dat Nederland zich goed kan beveiligen tegen de stijging van de zeespiegel, zolang die stijging niet meer dan 1 à 1,5 meter per eeuw bedraagt.
Het grootste probleem vormt de afwatering van de grote rivieren. Smeltende gletsjers en meer neerslag leiden gecombineerd met een hogere zeespiegel tot problemen bij de rivieren.
Vooral Rotterdam en Dordrecht zijn kwetsbaar. Als er daar een dijk doorbreekt, kan het water enorm snel over het land stromen.
Ook inwoners van Veenendaal lopen risico's. Als daar de dijk doorbreekt, stroomt de hele stad binnen tien minuten onder. Het MNP raadt daarom af op laaggelegen plekken te bouwen.
Het risico dat een dijk doorbreekt, is nu nog erg klein. Het MNP schat in dat een dijkdoorbraak eens in de 1200 jaar kan gebeuren. Aan de kust zou dat eens in de 10.000 jaar kunnen gebeuren.
Klimaatrapport
Het MNP heeft de gevolgen van het nieuwste rapport van het International Panel on Climate Change (IPCC) berekend voor Nederland. Vrijdag verschijnt het tweede deel van dat IPCC-rapport waarin de effecten van de klimaatverandering voor de wereld aan de orde komen.
Het IPCC is door de Verenigde Naties ingesteld. Het eerste deel van het rapport werd in februari gepresenteerd en ging in op de veranderingen in het klimaatsysteem.
Het Milieu- en Planbureau (MNP) pleitte er toen voor om het ergst denkbare scenario voor Nederland in het achterhoofd te houden. In het ongunstigste geval is een zeespiegelstijging van 1,5 meter in 2100 niet ondenkbaar.
In mei verschijnt het derde deel van het rapport over de mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
