A. Bestond er vroeger maar 1 continent?
De theorie van Wegener.
· Zoek aan de hand van bron 2, 3 en 4 over welke bewijzen Wegener beschikte om het uiteendrijven van de continenten te staven.
De verspreiding van de fossielen over de verschillende continenten is moeilijk te verklaren als we moeten aannemen dat de continenten altijd dezelfde posities hebben ingenomen. Wanneer we de continenten tegen elkaar schuiven kunnen we de verspreiding van de fossielen wel gemakkelijk verklaren.
Een ijskap verspreid over vijf continenten zou betekenen dat er tijdens het Perm een vergletsjering bestond van de zuidpool tot over de evenaar (zie ligging van India). Dit kan niet.
We kunnen de gletsjersporen op de vijf continenten evenwel gemakkelijk verklaren door aan te nemen dat tijdens het Perm de continenten 1 blok vormden die iets meer naar het zuiden waren gelegen.
Ook gesteentelagen van gelijke dikte en gelijke samenstelling in Afrika en Zuid-Amerika zijn moeilijk te verklaren als je aanneemt dat de continenten een vaste plaats hebben. bovendien past hun geografische verspreiding ook heel goed in elkaar
· Zoek op de wereldkaart nog een bijkomend argument. Maak dit duidelijk met een tweetal voorbeelden.
De vorm van vele kustlijnen past zeer goed in elkaar:
bv:- de oostkust van Zuid-Amerika tegenover de westkust van Afrika
- de westkust van India tegenover de oostkust van het eiland Madagascar
- de kustlijnen van Egypte en het Arabisch schiereiland aan weerszijden van de Rode Zee
· Waarom werd deze theorie toen niet aanvaard?
Deze theorie werd niet aanvaard omdat Wegener aannam dat de continenten zich voortbewogen door de oceanen. hij kon geen kracht vinden die groot genoeg was om dit fenomeen te verklaren.
· Geef nog twee voorbeelden van wetenschappers waarvan de ideeën in hun tijd ook niet aanvaard werden.
- Galilleo Galillei heliocentrisme
- Charles Darwin evolutietheorie
B. Hoe zorgde de technologische vooruitgang voor een doorbraak?
B1. Dieptemeting.
· Welke informatie over de oceaanbodem kan je verkrijgen door dieptemeting?
Door dieptemeting met sonar kan men het reliëf van de zeebodem reconstrueren. Het is ook mogelijk om de dikte van verschillende lagen sedimenten te bepalen.
· Maak een doorsnede vanaf Afrika over Zuid-Amerika tot de Stille Oceaan op 20°S
Beschrijf hoe het reliëf verandert. vergelijk met bron 9. Benoem de reliëfvormen
· Wat leert bron 10 ons over de ouderdom en de dikte van de afzettingen op de oceaanbodem?
Bij de mid-oceanische ruggen liggen er bijna geen sedimenten. De sedimentlagen worden dikker naar de randen van de oceaan. Ook de ouderdom van de sedimenten veroudert naar de rand van de oceaan toe.
· Aan de hand van deze waarnemingen stelde Hess een hypothese op over de vorming van de
oceaanbodems (bron 11)
In de mid-oceanische ruggen wordt permanent nieuwe oceanische korst gevormd. Hierdoor neemt de oceaan in omvang toe. Op sommige plaatsen kan de oceanische plaat echter botsen en onderduiken. Er vormt zich dan een diepzeetrog.
· Duid op de figuur de bewegingsrichting aan van de platen. Duid ook aan waar de aardkorst wordt gevormd (a)en waar ze verdwijnt (b).
· Beschrijf welke beweging er plaatsvindt in de asthenosfeer.
Door opwarming stijgt het magma. De plaat breekt en een gedeelte van het magma wordt tussen de platen geperst. Het overige magma schuift onder de platen door koelt af en zakt weer naar beneden zodat een convectiecel ontstaat.
Extra: In de asthenosfeer (of in de binnenmantel?) wordt het magma opgewarmd waardoor deze gaat stijgen. De het stijgende magma breekt de aardkorst. Een deel van het magma wordt tussen de breuklijnen geperst waardoor de continenten uit elkaar geduwd worden. Niet al het magma wordt tussen de breuklijnen geperst. Het grootste deel schuift weg onder de aardkorst. De pas gevormde oceanische platen drijven als het ware mee op de magmastroom. Waar de oceanische platen botsen met continentale platen duiken ze weer naar beneden. Ook het magma in de asthenosfeer dat ondertussen wat is afgekoeld maakt hier een neerwaartse beweging. Hierdoor ontstaat in de asthenosfeer een convectiecel van vloeibaar magma.
B2. Paleomagnetisme.
· Hoe kan het magnetische veld vastgelegd worden in gesteenten?
Tijdens hun afkoelingsproces bereiken de magmatische gesteenten op een bepaald moment het Curriepunt.
Op dat ogenblik gaan de magnetische mineralen in het gesteente zich richten volgens het heersende magnetische veld. Dus wanneer later het gesteente wordt verplaatst (bvb door platentektoniek) dan zal het gesteente een verkeerde richting van de pool aanduiden.
· Beschrijf het verloop van de poolbanen van Eurazië en Amerika zoals dit door Runcorn onderzocht werd. Wat kon Runcorn hieruit besluiten?
Tussen 300miljoen jaar geleden en 200 miljoen jaar geleden bewegen de poolbanen voor Noord-Amerika en Europa min of meer parallel aan elkaar. Vanaf 200 miljoen jaar geleden zien we dat de poolbanen elkaar naderen. we kunnen hieruit besluiten dat tot 200 miljoen jaar geleden beide continenten bij elkaar lagen
en ze vanaf 200 miljoen jaar geleden uit elkaar zijn beginnen drijven. in hun huidige positie duiden de magnetische mineralen die pas gevormd worden dezelfde poolrichting aan.
· Vine ontdekte magnetische anomalieën op de oceaanbodem.
Wat ligt aan de oorzaak van deze anomalieën?
Het zijn magnetische ompolingen die daar de oorzaak van zijn. Dus noordpool wordt zuidpool en omgekeerd. De laatste 5 miljoen jaar zijn meer dan 20 ompolingen voorgekomen. Wanneer de polen liggen zoals nu spreken we van normale polariteit. In het andere geval van omgekeerde polariteit
· Beschrijf het patroon van deze anomalieën ten opzichte van de oceanische ruggen.
De magnetische ompolingen verlopen parallel aan de mid-oceanische ruggen
· Stel je in de plaats van Vine en verklaar dit patroon met de theorie van Hess.
Het patroon van deze anomalieën bevestigt wat Hess een jaar eerder had vooropgesteld. In de midoceanische ruggen wordt permanent oceanische korst gevormd doordat het magma uit de asthenosfeer opstijgt, tussen de oceanische platen wordt geperst en stolt. de platen groeien hierdoor steeds verder aan. In de basalten waaruit de oceanische platen bestaan richten de magnetische mineralen zich volgens de richting van het heersende magnetische veld. hierdoor ontstaat het streepjes patroon op de oceaanbodem
B3. Diepzeeboringen.
· Wat is de maximale ouderdom van de Atlantische Oceaan?
Uit de resultaten van de diepzeeboringen met de Glomar Challenger blijkt dat de oceaanbodem nergens ouder is dan 180 miljoen jaar
· Beschrijf hoe de oceaanbodem veroudert.
De oceaanbodem is, zoals werd verwacht, het jongst bij de oceanische ruggen en veroudert naar de randen van de oceaan toe.
· Welk verband is er tussen de ouderdom van de oceaanbodem en dikte van de sedimenten?
Hoe jonger de oceaanbodem hoe jonger en dunner de sedimenten. Naar de randen van de oceanen is de oceaanvloer bedekt met oudere en dikkere sedimenten.
· Duid op de eerder gemaakte doorsnede nu ook de ouderdom van de oceaanbodem aan.
· Situeer IJsland op bron 18.
Waar vind je op bron 19 de mid-oceanische rug?
Duid op de foto’s van bron 20 aan waar de actieve breuklijn loopt.
Duid met pijlen aan in welke richting de korst beweegt ten opzichte van de breuk.
Duid met pijlen aan in welke richting de ouderdom van de korst toeneemt.
· Ga terug naar bron 11. Welke delen van de aardkorst zijn het die bewegen?
· Hoe noemen we ze samen?
Het is de korst en de bovenmantel die samen de lithosfeer vormen die bewegen op de taai vloeibare
asthenosfeer
· Hoe kan je op de foto’s zien dat dit een recent gevormd gebied is?
De gesteenten op de breuklijn zijn pas gevormd. Er is nog geen begroeiing te zien. Zelfs nog geen mossen die normaal als eerste begroeiing verschijnen. Vermits de gesteenten zeer jong zijn is er nog geen verwering en kunnen er geen planten groeien.
· Uit welk soort gesteente bestaat de oceaanbodem voornamelijk?
De oceaan bodem zelf bestaat hoofdzakelijk uit basalt lagen. Bij afkoeling kunnen er dan hoekige zuilen gevormd worden die zeer typisch zijn voor basalt
B4. Synthese platentektoniek.
· Wat is het verschil tussen een oceanische en een continentale plaat?
Oceanische platen bevatten alleen een dunne (6 tot 8km) oceanische korst die bestaat uit basalt en een massadichtheid heeft van 3,0kg/dm3. Voorbeeld de Nazcaplaat.
Continentale platen bestaan voornamelijk uit continentale korst die dikker is ( 15 tot 35 km) voornamelijk bestaat uit graniet met een massadichtheid van 2,7kg/dm3. Aan de randen van de continentale platen vindt men meestal nog een rand oceanische korst. Voorbeeld de Afrikaanse plaat.
· Vergelijk bron 1.8 met bron 22. Welke soorten breuklijnen kunnen we nu onderscheiden? illustreer met enkele voorbeelden.
De breuklijnen die voorkomen op kaart 1.8 vinden we terug op bron 22. We zien dat de breuklijnen overeenkomen met de plaatranden. In de oceanische ruggen wordt er permanent nieuwe oceanische korst gevormd (divergerende plaatranden). In de subductiezones verdwijnt er plaatmateriaal ( convergerende plaatranden).
· Duid op de kaart alle argumenten aan die we gebruikt hebben om tot de theorie van de
platentektoniek te komen (reliëf, dikte afzettingen, paleomagnetisme, magnetische anomalieën,
ouderdom zeebodem en de bewijzen van Wegener).
· Duid op de wereldkaart aanwaar men de aarde( bron 23) heeft doorgesneden. Duid op de doorsnede van de aarde de mogelijke convectiecellen aan in de asthenosfeer.
Duid op de doorsnede de namen aan van de (lithosfeer)platen, de ruggen en de troggen.
· Uit welke huidige continenten bestaan Pangaea, Gondwana, Laurazië?
Pangaea omvatte alle huidige continenten
Gondwana bevatte de huidige zuidelijke continenten zoals Antartica, Australië, Zuid-Amerika, India en Afrika.
Laurazië omvatte de noordelijke continenten zoals Azië Europa en Noord-Amerika
· Vanaf wanneer zijn de vormen van de huidige continenten duidelijk herkenbaar?
De vorm van de huidige continenten wordt pas duidelijk bij het uiteenvallen van Pangaea ongeveer vanaf 150 miljoen jaar geleden
· Beschrijf het verschuiven van de continenten gedurende de laatste 300 miljoen jaar.
Het reuzencontinent Pangaea begint ongeveer 200 miljoen jaar geleden uiteen te vallen in een noordelijk stuk Laurazië en een zuidelijk stuk Gondwana. Gondwana valt verder uit elkaar terwijl Laurazië aanvankelijk nog een geheel vormt. Vanaf 135 miljoen jaar zien we dat het zuidelijk deel van de Atlantische oceaan zich begint te vormen doordat Zuid-Amerika zich afscheurt van Afrika Ondertussen zijn ook Australië, Antartica en Indië van elkaar los gescheurd en bewegen ze naar hun huidige plaatsen.
Vanaf 65 miljoen jaar geleden ontstaat het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan. Noord-Amerika scheurt zich af van Europa en Azië. Ondertussen zien we dat de continenten op sommige plaatsen weer tegen elkaar gaan botsen. Zo botst Indië tegen Azië, Zuid-Amerika maakt contact met Noord Amerika en Afrika schuift langzaam noordwaarts waar het gaat botsen met Europa
B5. Hoe kan men het verschuiven van de continenten meten?.
· Leg uit hoe men met VLBI het verschuiven van de continenten kan meten.
Met twee radiotelescopen op verschillende continenten ontvangt men het radiosignaal afkomstig van een quasar. De radiotelescopen zijn uitgerust met een zeer nauwkeurige klok. Uit de tijdsverschillen waarmee men dezelfde radiosignalen ontvangt in de stations bepaalt men het afstandsverschil. Wanneer de continenten waarop de radiotelescopen staan verschuiven verandert het tijdsverschil en dus ook het afstandsverschil dat men kan berekenen.
· Hoe evolueert de Atlantische Oceaan tussen Noord-Amerika en Europa?
Europa schuift op naar het noordoosten terwijl Noord-Amerika opschuift in westelijke richting. De Atlantische oceaan wordt dus steeds groter
· Leid uit de bron af met welke snelheid dit gebeurt.
Uit de lengte van de pijlen kunnen we berekenen dat dit ongeveer verloopt met een snelheid van 50mm/jaar. Een simpele omrekening leert ons dat dit overeenstemt met 50 km in 1 miljoen jaar.
· Achterhaal hiermee het tijdstip waarop Europa en Noord-Amerika uit elkaar zijn beginnen schuiven.
New-York en Lissabon liggen ongeveer 6000 km uit elkaar. Wanneer de Atlantische oceaan 50 km per miljoen jaar vergroot is het uiteendrijven van Europa en Noord-Amerika al 120 miljoen jaar bezig.
· Komt dit overeen met wat we vinden op bron 18?
Ook op bron 18 zien we dat de randen van de Atlantische oceaan ongeveer 120 miljoen jaar oud zijn.
· Hoe evolueert de Stille Oceaan tussen Noord-Amerika en Azië?
De Stille oceaan wordt steeds kleiner. Noord en Zuid-Amerika en Azië bewegen naar elkaar toe
· In welk richting beweegt de Afrikaanse plaat?
De Afrikaanse plaat schuift op naar het noorden waardoor ze botst tegen de Europese plaat.
· Wat leren bron 27 en 28 ons over de afstand tussen:
- Kashima en Tsukuba?
- Tsukuba en Kokee?
Kashima en Tsukuba liggen slechts 54 km uit elkaar op het grootste Japanse eiland Honsju. Vandaar dat hun onderlinge afstand in de loop der jaren niet is veranderd (horizontale blauwe lijn)
Tsukuba en Kokee liggen 5754 km van elkaar verwijderd. (Kokee ligt op Hawaii). Jaarlijks komen de plaatsen ongeveer 61 mm dichter bij elkaar te liggen. We zien ook dat VLBI techniek ongeveer tot op 1mm per jaar nauwkeurig is.
C. Welke bewegingen doen zich voor aan de plaatranden?
· Beschrijf kort wat er in elk van de vier stadia van de vorming van een oceaan gebeurt.
Zoek in je atlas van ieder stadium een concreet voorbeeld.
De verschillende stadia die worden onderscheiden zijn:
- 1°stadium: het stijgende magma duwt de continentale plaat naar omhoog. Er ontstaan barsten in de plaat. In de ontstane breuken schuren rivieren diepe kloofdalen uit.
bv: Grand Canon (Colorado USA).
-2°stadium: aan weerszijden van de breuklijnen beginnen de continenten uit elkaar te schuiven. Een deel van de continentale plaat kan zo naar beneden wegzakken waardoor een slenk ontstaat. Op de weggezakte korst, in de depressies, kunnen zich dan langgerekte meren vormen.
bv: Oostafrikaans slenkengebied.
- 3°stadium: de platen worden verder uit elkaar geduwd. Het middelste stuk zakt verder weg en wordt geleidelijk overspoeld door de zee. Op de bodem van de pas gevormde oceaan wordt aan weerszijden van de plaat nieuwe oceanische korst bijgemaakt.
bv: de Rode Zee
-4°stadium: Er wordt steeds meer oceanische korst aangemaakt zodat de continenten zich steeds verder van elkaar bevinden. De oceaan wordt steeds groter. Aan de rand van de nieuw gevormde platen is de druk van het opstijgende magma zo groot dat de randen van de platen worden opgetild en op die manier een langgerekte oceanische bergrug ontstaat.
bv: De Atlantische oceaan.
· Welke foto’s passen bij welk stadium?
Duid op de foto’s de divergerende breuklijn aan en de bewegingsrichting van de lithosfeer.
· Vergelijk de dichtheid van de continentale en de oceanische korst.
Continentale korst 2,7 kg/dm3
Oceanische korst 3,0 kg/dm3
· Noem twee oorzaken waardoor de oceanische plaat wegduikt onder de continentale.
De oceanische korst is zwaarden dus ze zinkt gemakkelijker
De oceanische korst is dunner dus ze plooit gemakkelijker
· Welke reliëfvormen onderscheiden we aan de plaatranden en verklaar hun ontstaan?
Door het wegduiken van de oceanische plaat ontstaat er een langgerekte diepte in de oceaan, een diepzeetrog. Door de botsing van de oceanische plaat met de rand van de continentale plaat wordt de rand van de continentale plaat verfrommeld tot een langgerekt kustgebergte. In het gebergte krijg je op verschillende plaatsen vulkanisme doordat de oceanische plaat onder de continentale plaat afsmelt. Het magma komt langs breuken weer naar boven en geeft het ontstaan aan verschillende vulkanen.
· Verklaar de aanwezigheid van vulkanen aan de rand van de continentale korst.
Door subductie van de oceanische plaat smelt deze af in de asthenosfeer
Door breuken aan de rand van de bovenliggende plaat komt het vloeibare magma naar boven en veroorzaakt vulkanisme.
· Verklaar de aanwezigheid van de diepzeetrog.
De diepzeetrog ontstaat daar waar de oceanische plaat wegzakt in de asthenosfeer. Hierdoor ontstaat een langgerekte verdieping in de oceaan.
· Zoek in je atlas nog een ander concreet voorbeeld van een dergelijke situatie.
De Juan de Fuca plaat tegen de Noord-Amerikaanse plaat.
· Leid uit de ligging van de trog en de vulkanische eilandenboog de bewegingsrichting van de platen af. Duid deze beweging aan met een pijl.
De vulkanische eilandenboog ontstaat steeds op de plaat die niet onderduikt. Voor de vulkanische boog heb je dan een diepzeetrog.
· Welke desastreuze gevolgen kunnen aardbevingen hier in de kustgebieden hebben?
Aardbevingen in het kustgebied die gepaard gaan met een verticale bodemverplaatsing kunnen tsunami’s veroorzaken. Het oceaanwater boven de weggezakte aardkorst zal eveneens wegzakken. Om deze onevenwichtige situatie te compenseren stroomt water uit het kustgebied en uit de oceaan naar het lager gelegen zeeniveau. Eens het evenwicht herstelt blijft het water dat uit de oceaan komt, verder stromen in de richting van de kust waar een grote vloedgolf ontstaat met de gekende gevolgen.
· Zoek in je atlas nog een tweetal voorbeelden van een dergelijke situatie.
Bv: Japan, Nieuw-Zeeland, De Filipijnen, Indonesië
· Met welke reeds geziene situatie kan je stadium A van bron 16 vergelijken?
Stadium a van bron 16 is het botsen van een oceanische plaat tegen een continentale plaat. Wanneer twee continentale platen botsen, begint dat dus meestal met het botsen van een stuk oceanische plaat tegen een stuk continentale plaat.
· Wat gebeurt er op het ogenblik dat het continent gaat onderschuiven?
Op het ogenblik dat de continentale platen botsen hebben we twee evenwaardige platen die botsen. Het onderduiken zal geleidelijk aan ophouden.
· Beschrijf wat er gebeurt met de randen van de continentale platen.
Het restje oceanische plaat zal de continentale plaat die er aan vastzit nog een beetje meesleuren. Maar na verloop van tijd houdt het onderduiken op. Hierdoor gaat ook het vulkanisme geleidelijk ophouden. De sedimenten die zich hadden gevormd op de bodem van de oceaan worden deels meegesleurd naar beneden maar worden ook deels samengeperst tussen de continenten in. ook de randen van de platen worden door de botsende platen verder geplooid tot een continentaal gebergte. Ook aardbevingen blijven nog voorkomen.
· Duid op de satellietfoto de randen aan van de platen en de richting waarin ze bewegen
· Past het vulkanisme op Hawaii in een van de eerder geziene gevallen van vulkanisme? Waarom wel/niet?
Het vulkanisme past in geen van de drie eerder geziene voorbeelden die zich afspelen aan de plaatranden. Hawaiï is een voorbeeld van vulkanisme midden in de plaat
· Bekijk in de atlas de orohydrografische kaart van Afrika. Bekijk de onderlinge ligging van de Canarische eilanden, van de vulkanische eilanden in de golf van Guinee en van de Hawaii eilanden (bron 35). Welke gelijkenis zien we bij deze drie vulkanische eilandengroepen?
In de drie gevallen zien we dat de vulkanen voorkomen weg van de plaatranden en dat het telkens gaat om een serie van vulkanen die zich voordoen in een lijnstructuur veroorzaakt door het verschuiven van de plaat over de hot spot
· Beschrijf in enkele stappen de ontwikkeling van een hot spot vulkaan?
Een hete pluim van opstijgend magma brandt een gat in de (oceanische)plaat. Het magma vloeit uit waardoor er zich van op de bodem van de oceaan een vulkaan begint te vormen. Na verloop van wat tijd steekt de vulkaan boven het oceaanwater uit waardoor een vulkanisch eiland wordt gevormd. De plaat wordt ondertussen van boven de hete pluim geduwd zodat er een nieuw gat wordt gebrand terwijl het vulkanische eiland steeds verder van het gat verwijderd wordt en steeds moeilijker met magma wordt voorzien. Na verloop van duizenden jaren is de eerst gevormde vulkaan niet meer actief en ligt er boven de hot spot een nieuw vulkanisch eiland.
· Duid met een pijl aan op bron 35 hoe de Pacifische plaat beweegt.
Het eiland Maui ligt op 140 km ten NW van het hoofdeiland Hawaii. De ouderdom van de gesteenten wordt op Maui gedateerd op 1,4 miljoen jaar.
· Met welke snelheid verschuift de Pacifische plaat?
140 km in 1,4 miljoen jaar 14000000 cm: 1400000jaar = 10cm/j
Duid aan op de kaart waar op de plaat de volgende hot spot vulkaan zal gevormd worden.
· Iedere doorsnede komt overeen met een van de vier bovengenoemde gevallen. Duid bij iedere doorsnede aan welke plaatranden botsen en duid op de plaats van de pijlen de verschillende delen aan.
· Op de kaart staan vier doorsneden.
Teken zoals in de bovenstaande oefening zelf de doorsneden en duid met pijlen de namen van de platen en de reliëfeenheden aan.
D Hoe ontstaan de gesteenten?
· Beschrijf de opeenvolging van processen waarbij stollingsgesteenten ontstaan.
Stollingsgesteenten ontstaan door afkoeling van magma. Door afkoeling van het magma gaan de kristallen waaruit de gesteenten bestaan, uitkristalliseren om een vast gesteente te vormen. Naargelang de druk en de snelheid waarbij de afkoeling gebeurt ontstaan grotere of kleiner kristallen waardoor andere stollingsgesteenten ontstaan.
· Beschrijf de opeenvolging van geologische processen waarbij sedimentaire gesteenten ontstaan. Sedimentaire gesteenten ontstaan door verwering van stollingsgesteenten, metamorfe gesteenten of sedimentaire gesteenten. De verweringsproducten worden vervolgens verplaatst en terug afgezet waardoor losse sedimenten ontstaan.
· Leg uit hoe uit losse sedimenten vaste gesteenten ontstaan.
Losse sedimenten worden door diagenese vast. Water sijpelt tussen de korrels van het sediment. De in het water opgeloste mineralen dienen als cement om de korrels aaneen te binden. Wanneer de losse sedimenten bedekt worden door andere lagen worden ze lichtjes samengeperst, het water vloeit eruit en het cement blijft achter waardoor de korrels zich binden en het gesteente hard wordt.
· Hoe kan je sedimentaire gesteenten onderscheiden van de stollingsgesteenten en de metamorfe? Sedimentaire gesteenten zijn praktisch altijd gelaagd. Er komen ook fossielen in voor, resten van planten of dieren die samen met het gesteente werden afgezet.
· Welk verband bestaat er tussen de stroomsnelheid en de afzetting van sedimenten in water?
Water selecteert de korrels volgens de stroomsnelheid. Bij grote stroomsnelheid worden zowel grove als fijne materialen meegenomen. Naarmate de stroomsnelheid daalt, zal eerst het grofste materiaal bezinken.Bij de monding van de rivier blijven enkel nog de fijnste deeltjes over.Afhankelijk van de stroomsnelheid van het zeewater bezinken als laatste zand, silt en kleideeltjes.
· Welke geologische processen veroorzaken de hoge druk en temperatuur die nodig is voor metamorfose?
De hoge druk wordt veroorzaakt door de botsing van de platen
De hoge temperatuur ontstaat door subductie of door opstijgend magma dat de rond liggende gesteenten gaat verhitten.
· Zet bij de pijlen van bron 37 welke vormingsprocessen de gesteenten doen ontstaan.
· In het Eifelgebergte (Duitsland) en in Kenia vind je op verschillende plaatsen basalt. Hoe kan je dat verklaren met de platentektoniek?
De Eifel en de Oost-Afrikaanse riftzone zijn beide continentale riftzones (enkel Oost-Afrika is nog actief). Het basalt ontstaat er dus door opstijgend magma in de asthenosfeer dat aan de oppervlakte uitvloeit.
· Marmergroeven vinden we veelvuldig in Italië. Hoe kan je dat verklaren met de platentektoniek?
Italië is een vulkanisch gebied en is rijk aan kalkrijke sedimenten. Het opstijgende magma doet de kalksteen een metamorfose ondergaan tot marmer.
· Op de foto bron 38.H staat een kustgebied in Hawaii. Welke soorten gesteenten herken je? Geef een verklaring voor hun aanwezigheid.
Je herkent het vulkanische gesteente dat afkomstig is van recente uitbarstingen en op het strand herken je zand. Het zand wordt gevormd door afbraak van het stollingsgesteente, het wordt naar zee vervoerd en vervolgens terug op de stranden afgezet.