Atmosfeer
De atmosfeer is een dunne deken van lucht die de aarde bedekt. Deze luchtige deken, ook wel dampkring genoemd, houdt onze planeet op een comfortabele temperatuur (ongeveer 15 graden), omdat het de warmte van de zon tot op de grond laat doordringen en verhindert dat de uitgaande warmte in de ruimte ontsnapt. De deken is dun in vergelijking met de aarde zelf. Heeft de aarde een straal van gemiddeld 6370 km, de atmosfeer is slechts gemiddeld 1000 km dik. De dampkring is opgebouwd uit vier lagen: de troposfeer, de stratosfeer, de mesosfeer en de ionosfeer. Het weer vindt plaats in de laag die het dichtst bij de aarde ligt, de troposfeer. Deze luchtlaag is ongeveer 13 km hoog en is de warmste en vochtigste laag van de dampkring.
Biosfeer
Het deel van aarde en atmosfeer bezet door planten en dieren.
Bioklimaat
Klimatologische omstandigheden door de invloed van het weer op levende organismen. Meestal gaat het om de invloed van het weer op de mens en zijn gezondheid.
Continentaal klimaat
In een continentaal of landklimaat is de invloed van zee heel gering. Het klimaat wordt meestal gekenmerkt door hete zomers en strenge winters, maar er zijn ook continentale gebieden waar de winters minder streng zijn. De meeste neerslag valt in de zomer en de dagelijkse en jaarlijkse gang in de temperatuur (verschil tussen hoogste en laagste) is vrij groot. In de klimaatindeling van Köppen (met temperatuur en neerslag als uitgangspunten) komt het D-klimaat, zoals hij het continentaal klimaat noemt, alleen voor op het Noordelijk Halfrond.
Continentverschuiving
Het ten opzichte van elkaar bewegen van de continenten. De Duitse meteoroloog Alfred Wegener (1880-1930) bracht als eerste het idee van de continentendrift naar voren. Zijn theorie is gebaseerd op de in elkaar passende oostkust van Zuid-Amerika en westkust van Afrika. Daarnaast herkende hij overeenkomsten in gesteentelagen en fossielen aan weerszijden van de Atlantische oceaan. Zijn theorie bleef gedurende 30 jaar erg omstreden en is pas rond 1960 geaccepteerd toen nieuw bewijsmateriaal naar voren kwam.
Coriolis-kracht
Kracht veroorzaakt door de draaiing van de aarde en één van de schijnkrachten die samen de richting en snelheid van de wind bepalen. Door de corioliskracht krijgt de stroming een afbuiging, afhankelijk van de plaats op aarde en van de windsnelheid: op het noordelijk halfrond een afbuiging naar rechts, die groter is naarmate de plaats waar men zich bevindt verder van de evenaar is verwijderd. Hoge- en lagdrukgebieden hebben er hun leven aan te danken. In plaats van een rechte weg stroomt de lucht in spiraalvormige banen van hoog naar laag. Ontdekker van de Corioliskracht is hoe kan het ook anders de Franse ingenieur Gaspard Gustave de Coriolis (1792-1843).
Convectie
Lucht die wordt verwarmd en warmer wordt dan de lucht in de omgeving, heeft de neiging op te stijgen. De stijgende beweging wordt convectie of thermiek genoemd. Zweefvliegers maken dankbaar gebruik van de opstijgende luchtbellen die ontstaan door verwarming van het aardoppervlak door de zon. Wanneer de stijgende luchtstromingen te krachtig worden kan het ook gevaar opleveren.
Dobson
De dikte van de ozonlaag wordt uitgerukt in eenheden Dobson. De Engelse natuurkundige G.M. Dobson ontwierp halverwege de vorige eeuw een apparaat om te meten hoeveel ozon zich tussen hem en de zon bevond. Op de Zuidpool is de dikte van de ozonlaag normaal 300 Dobsoneenheden, maar in het gat in de ozonlaag dat sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw ieder najaar ontstaat is de hoeveelheid ozon afgenomen tot de helft.
Equinox
De baan van de zon (ecliptica) kruist de evenaar onder een hoek van 23,5 graden. Dit snijpunt dat twee keer per jaar voorkomt wordt equinox genoemd. Onderscheid wordt gemaakt tussen de lente equinox of lentepunt (20/21 maart) en de herfst equinox of herfstpunt (22/23 september). Dag en nacht duren op die dag overal op aarde even lang. Strikt genomen geldt dat alleen als de zon aan de hemel een punt zou zijn. In feite is het een bol/schijf van een halve booggraad. Rond 21 maart komt de zon op de noordpool maar voor een deel eventjes boven de horizon. Net als op gematigde breedten en rond de evenaar is de periode dat het middelpunt van de zon boven de horizon is en de periode dat het middelpunt onder de horizon is ongeveer gelijk: 12 uur.
Evenaar
Ook equator of evenachtslijn genoemd. De evenaar is met een lengte van ongeveer 40.000 kilometer de grootste cirkel, die de aarde verdeelt in een noordelijk en zuidelijk halfrond. In dit gebied, waar de zon hoog aan de hemel staat en de opwarming maximaal is, zijn de opwaarste luchtstromingen het sterkst. De winden richting evenaar zijn bijzonder standvastig en waaien op het noordelijk halfrond uit het noordoosten en op het zuidelijk halfrond uit het zuidoosten, respectievelijk de noordoost- en zuidoostpassaat. Daar waar de noordoost- en zuidoostpassaatwinden samenkomen ligt de Inter Tropische Convergentie Zone (ITCZ), ook wel thermische equator genoemd. Deze zone, een vaak bewolkte band, loopt in de loop van het jaar mee met de hoogste stand van de zon. Het KNMI verricht in Paramaribo (Suriname) onderzoek met een ozonmeetstation, waarvan de ligging interessant is voor een studie van de ITCZ. Deze zone trekt twee keer per jaar over Suriname, waardoor het station een deel van het jaar te maken heeft met zuidoostelijke passaatwinden. In deze lange periode met lucht uit het zuidelijk halfrond is droog. Daarna passeert de ITCZ het weerstation met regen (natte seizoen), gevolgd door de noordoostelijke passaatwinden. De lucht vanuit het noordelijk halfrond zorgt voor een kort droog seizoen. Op dezelfde locatie kan dus de samenstelling van lucht uit beide halfronden bestudeerd worden, wat onder meer informatie biedt over het transport van luchtverontreiniging en ozon in de atmosfeer en de uitwisseling daarvan tussen de beide halfronden.
Grenslaag
De grenslaag wordt gevormd door de onderste paar honderd meter van de atmosfeer. De grenslaag is van groot belang voor weer en klimaat. Wind, temperatuur en vocht in de onderste lagen van de atmosfeer kunnen van grote invloed op het weer aan de grond en zijn van belang voor de verspreiding van luchtverontreiniging. Mist reikt vaak niet verder dan de grenslaag. Het KNMI beschikt in Cabauw, bij Lopik, over een meetmast van 220 meter waar gedetailleerde metingen worden gedaan op verschillende hoogtes in de grenslaag. Een unieke meetmast die inmiddels al heel wat onderzoeksgegevens heeft opgeleverd en kennis over weersveranderingen en klimaat.